12S T W E E D E CLASSE
Tîb.III. zwarte en fmalle dwarsftreepen : wyders ¡s 00k de fpits van het laatfte lid,
ris. 8.
mitsgaders het kenteken van 't Wyf je, zwart. Schoon nu dit gemelde fpitze
uitlleekzel my bewys genoeg opleverde, dat ik 00k Wyfjes onder myne Kevers
had, was ik echter daar mede niet geheel voldaan ; dit bewoog my, tot meer
zekerheid, het achterlyf van een dezer Kevers te openen, en ik vond 'er, zo
als ik wel vermoed had, eene menigte van Eieren in. Men ziet deze Eieren
in de afgebeeld; dezelven zyn niet groot, langkwerpig van geilalte,
en geelachtig-wit; welke koleur echter iets verändert en donkerer wordt, als
ze in de open lucht liggen.
§. 8.
Alhoewel ik nu van de my bekende Hout-Kevers dezer Landen flechts
tweeêrieie foorten befchreeven hebbe , ben ik nochtans genoodzaakt, deze
Claffe hier mede te fluiten ; vermits de Claffen der andere Infeilen, in dit
Tweede Deel voorkomende, zo fterk zyn, dat dit 'I'weede Deel het Eerilein
dikte wel zal evenaaren. Gelyk nu deze Claffe der Aard • Kevers, om die reden,
zeer klein uitvalt, zo moete ik 00k de volgende Derde,waarinzesderleie
foorten van Blad-Kevers befchreeven worden, zolaaten,alszewerkelykbladswyze
iiitgegeeven is. Van de Snuit - Kevers , Spring - Kevers , Aas-Kevers
en Roof Kevers , welken , volgens myne gemaakte verdeeling, ook tot de
Aard-kevers behooren, zal ik thans geene befchryving geeven , doch men
vreeze evenwel niet dat zy vergeeten zullen worden : want dewyl ik de overige
Kever-Claflen nog denke te vermeerderen, zo zal ik ook dezen op zyn tyd
laaten volgen. Het ontbreekt ganfch niet aan de Kevers , maar ik moete omirent
hunne Verandering nog veele byzonderheden onderzoeken, die ik tegenwoordig
nog van allen niet weete, en waaromtrent ik in 't vervoig gelukkiger
hcope te zyn.*
V 0 O R.
• Dat de Heer Rö'fel dit niet ce vergeeflch gehoopt, maar die hoop vervuld gezien heeft, zal, inzonderheid
in het Derde Deel van deze Natiiurlylce Hiftorie der Infeften, blyken , waarin, ond
«r anderen, verfcbeidea Claflcn vervolgd en vermeerderd gevondcn zullen worden.
De Vertaaler,
y o O M Jß :E M J C M T
T 0 T D E
D E R D E c l a s s e
D E R
AAB.B
„in over '( algmun een kort bericht gegeeven wordt van
de Kentekens en Eigenfehappen der Bl a d - K e v e r s ,
als mede van de Wo r m e n , waar uit de.
zelven voortkomen.
« e Kevers, welken ik in deze Clafle befchryven zal , draagen
den naam van Blad-Kevers, en de Heer F r i s c h
D i heeft, voor zo veel ik weete, onder de Duitfchers hun
1 dezen naain het eerit gegeeven. De plaats , daar zieh
. ' deze Infeften onthouden , zal hem buiten twyfel aanleidine
tot deze benoeming gegeeven hebben; dewyl ze met alleen
als Kevers, maar ook als Wormen, meerendeels op het loot, het
gras en de bladeren der boomen te vinden zyn; waarom my ook
L z e benoeming zo wel bevalt, dat ik ze insgelyks behouden hebbe
't ts waar , 't is geen zeldzaame zaak , dat men ook andere
Kevers op het loof en het gras vinde ; nademaal 'er zelfs eenigen
zvn , die zieh daar mede voeden, a)s daar zyn de gemeene Mai-
K e v e r s : de Goud-Kevers, en anderen, die, zo wel als deze tot
de Eerfte, tot de overige Claflen behooren; maar hunne Wormen
onthouden zieh niet, gelyk de tegenwoordigen, op de bladeren;
als liggende meerendeels in de aarde, of in het hout enz, verborf
•
'S• /