i ; ! ; ' i
i .
¡ i :. li ;!;
j - ^ ••
93 E E R S T E CLASSE
Tiui.lX. rects weggeliomeii, het lyf met eene fpelde door de boKt vastgedoken had,
' ' en gereed was om het Infeft te openen , begon het op nieuw zyne pooten te
beweegen; zodat ik my genoodzaakt vonde dezelven insgelyks af te fnyden,
dewyl ze my in myn voorneemen hinderlyk waren. Dit beletzel dan ook iiit
den weg geruimd zynde, zo opende ik het achterlyf met alle voorzichtigheid ;
ten welken einde ik den fcherpen rand ter wederzyde met eene Schaar wegk
n i p t e , en vervolgens de eenigzins barde bovenhuid van 't achterlyf zorgvul.
djg wegnara. Diis was het lyf, van boven ten eenenmaale open : maarwat
w a s ' e r nu in te zien? niets anders dan een gedaantelooze klomp vet. Eeii
niet al te groot penceeltje moest my dienen, om het vet wat uit den weg ts
ruimen, en na te gaan , of 'er geen andere gevormde deelen onder lagen;
inaar ik omdekte niets anders dan een kanaal, dat nu enger, dan wyder , aan
de Maag van den Neushoorn-Kever (zie Tab. IX. Ftg. 7. 4.) zeer gelyk was,
en my, wegens zyne bogten, eene ongefchikte ligging icheen te hebben:docli
van de overige deelen, die wy Tab IX. Fig. 6. vandenNeushoorn-Kevergezienhebben,
vond ik niets, dan 't gene ik van 'c Teellid reets op Tab. V. tìg.
10. en ii.afgebeeld hebbe.
§. 12.
Dit Lid naauwlteuriger befchouwende , zo viet itiy de tederà draad in de
oogen, waaryanik by deszelfs befchryving pag. 69. §. 12- al gewag gemaakt
hebbe ; en toen ik den oorfprong van dien draad onderzoeken wilde, ging het
einde daar van los ; zonder dat ik het minfte geweld gebruikte. Doch na dat
ik dien draad, hoe teder hy ook wäre, met twee vingeren gevat hadde.en'er
uittrekken wilde , befpeurde ik, tot myne verwondering, niet alleen dat hy
zeer fterk was, maar dat ik ook het gantfche Lid daar door zodanig uit elkan.
fig. 11. der trok, dat het die gedaante kreege, waarin ik het , in de I2<i= Fig. van Tali.
' IX. afgemaald hebbe.
a. Is de ledere draad.
b. Is een witter deel, 't welk door middel van den draad uitgetoogenwierd,
en te merkwaardiger is, om dat het eene Roede met twee ballen vertoont.
In den aanvang was ik niet gezind 'er eene afbeelding van té
maaken: want, dewyl ik geweld gebruikt had, zo dacht ik, dat hetzelve
bygeval die gedaante verkreegen had; maar, hoe ik het naaiiW'
keuriger befchouwde , des te werktuiglyker gefchikt kwam het my
vcor ; en daarom hebbe ik het afgebeeld, zo als het zieh vertoonde.
C.C. l 'wee haakvormige deelen, welken ik, pag. 69. 5. 12. bladervormige
deelen genoemd hebbe; waarmede de Schröter zichwaarfchynlyk,by
de paaring , aan den mondvormigen Ring van 't vrouwlyk deel, dat
wy hier na befchouwen zullen, vasthecht.
¿ . e . f . Ishet uitdrieheldergeboorde, donker-rood-bruineSchtibbenbeltaan-
DER A A R D-K E V E R S. Tab. IX. 59
de Voederaal , of de Scheede der overige reets aangeweezen deelen. ta„. ix.
g. Is iets van 't weeke deel van dit Lid, waar aan het vasc was.
Ik had met de onderzoekingen dezer deelen een geruimen tyd doorgebragt ,
ä H n d7 fingeren kneep; en my dus erinnerde, dat .k, m deszells befchryving,
nagelaaten had te z e g g e n d a t hy ook nog knypen kan, fchoonde
kop van 't overige lyf al afgezonderd zy.
5- 13-
Met den Kever, dien ik voor het Wyf j e uitgeeve , ging het my, ten aanzien
der inwendige deelen, even als met den voongen en ik vond er behalve
de Maag en het uitwendig Teell.d , niets in. Doch dewyl f'« den
e rftenK vertan boven te openen, het manlyke hd met ras gevonden had;
To opende i^dezen eens van onderen; waar door ik ook het begeerde deel wel
d?a ontdekte. Wy zien hetzelve in de en i'g. van lab. IX.
De ici« Fii vertoont deszelfs ondervlakte. , , , j
T i s eenbruin, blinkend, plat kogeltje, dat aan een wit teder enblmkend
p f p ^ ' . he welk zeer fterk is, hangt. D.t pypje ontdekte :km hetve ,
?oo dat ik 'er nog het geringfte letzel aan toegebragt had; en dewyhk
vermoedde, dat het mogelyk een Eiergang was, zodeedikmynbeftom
•er meer van te vinden; maar al die moeite was vergeefich.
J i Is een halve Ring, welke hier ter piaatze ichynt te weezen, t f
het Mannetje zieh met zyne haakvormige deelen, daar aan vail houde.
Is het achteráe deel van h k Teellid, dat van bmnen hol is, en zieh, gelyk
de Figuur vertoont, met eene fpleet opent.
i! il Is het overiee eedeelte van dit Lid. . , , 1 ^ „
De Fig ftelt ons deszelfs bovenvlakte voor; waar m eene ^ e l e piek te F,g. n .
befpeuren is. De daarby gevoegde Letters dulden het zelfde aan, dat
'er in de voorige Figuur door aangeweezen is.
§. 14.
Zie hier alles wat my van de Teeldeelen des Schröters bekend is geworden;
en fchoon ik, noch in 't Mannetje de Ballen en Zaadblaas es, noch ra t Wyf -
je den Eierftok hebbe können ontdekken, zo meenei k echter, wegeiis de gevonden
deelen, bewys genoeg voor inyne ftell mg te hebben. Zommigen zul-
N 2