V O O R R E D E.
Clasfe meerdere fooiten ontdekt, en van, derzelver Eigenfchap."
pen meer leeren kennen , dan van de anderen; en onder dezen
bevinden zieh zommige foorten , die ik eens by gewl
gezienhebbe,en ray dan in 2 of 3 jaaren niet weder onder 't 00g
gekomen zyn. De Clasfen, die van de Springkhaanen en Krekels
, mitsgaders van de Libellen of Waternimphen handelen,
welke laatiten de tweede Clasfe der Water-Infeften uitmaaken,
hebbe ik zo voiledig, als my immer mogelyk was, uitgevoerd ^
en ilt geloove niet, dat 'er van diergelyke Infeften in onze
Geweiten nog veelen zyn, die ik niet befchreeven hebbe: maar
in de overige, en ten deele kleiner, Clasfen, ontbreeken zekerlyk
nog veele Infeften ; die by ons gevonden worden. Onciertuflehen
is echter dit Tzueede Deel niet kleiner dan het
Eerfle: want het Eerfte vervat 79 naar 't leven getekende en
gekoleurde Plaaten; en hec tegenwoordige Deel 80 ftuks. Verder
IS myn oogmerk , het gene 'er nog aan ontbreekt, in 't
vervolg te vervullen. Het reets begonnen vervolg , dat het
Derde Deel van dit Werk zal uitmaaken, is daar toe ingericht •
en in t zelve zal ik , gelj1< eiders al gezegd is , alle de m^
nog Dckende foorten van Infeften befchryven, zonder op eene
geregelde erde te zlen. Dit is my a! voor kog door veele Liefhebbers
aangeraaden ; en als 'er ook zodanige Infeften in gevonden
worden , die tot de aangevangen Cksfen niet behooren;
zo zal ik buiten dien, wegens hunne verdeeling, wel raad
weeten. Ik zal dan in 't- toekomende hier mede op dien voet
voortgaan, in hoope van het Derde Deel, z.o God my leven en
gezondheid verleent, te volbrc;ngen.
V O 0 R R. E D E
De Liefhebbers , die myn Werk maandlyks ontvangen hebben
, zullen zieh wel herinneren , dat ik met eenige Uitgaven
achter gebleeven ben ; maar men zal zulks, zo ik vertrouwe,
niet ten kwaadften dulden. Dit toch is uit geen achteloosheid
gefchled; maar grootlyks daar aan toe te fchryven , dat ik het
genoegen der Leezeren, door eene geftadige Verandering, gezogt
hebbe aan te kweeken. Ook hebbe ik my, door 't veelvuldig
opzoeken der Infeften, dat my dikwyls , in nat en koud weer,
deed uitgaan, en noodzaakte om door 't water heen te wandelen
, eene fmertelyke ziekte op den hals gebaald; die my meer
dan eens het uitgaan belette , en my dwong myne Kamer te
houden. Nochtans ben ik dit niettegenftaande , voor zo veel
myne fmerten zulks toelieten, niet ledig gebleeven; en fchoon
ik in 't opzoeken der Infeften verhinderd wierde , beileedde ik
cvenwel t'huis den tyd aan een onderzoek, dat my ftoife verfchafte
tot een nieuvv Werk, waaraan ik eerftdaags meene te beginnen.
Ik hebbe , naamlyk , alles wat my reets van de Vorfchen bekend
was, door nieuwe Waarneemingen vermeerderd ; ten dien
einde veele Vorfchen, welken ik my van buiten liet brengen,
naauwkeurig onderzocht, ontleed, van 't Ei af opgekweekt, afgemaald,
en de daar by gernaakte aanmerkingen zorgvuldig op
het papier gebragt. De Liefhebbers der Natuurlyke Hiftorie,
een nader bericht van dit Werk begeerende, zullen hier omtrent
in 't kort door eene byzondere befchryving daar van voldaan wor-
• 2 den;