11
• S .b 'ii •'' "
' ' 'S'íÜÍI';,!;
MM
T W E E D E C L A S S E
TAB. IV. blaa.we vlakken; hoedanigen'er ook aan 't achterlyf, ter weder zyde, wsfchen
de meefte leden gevonden worden. Midden op de rag^inie r-^r van
s g e l y k e een klein, overd«-ars (laand, en wederom in "e m i i r n verd eTd
b l a a i W a S e f t r e e i X f achte.vleugelen , met een paar overd«-arLopende
maaiiwachtige Itreepjes. Op de met doorzicht ge vleugelen is hier t-eene zn
fchoone fchakeermg van koleuren, als aan de beide voorige (borten "" te" ien
belpeurd hebbe maar de langkwerpig iierkante rand-vlak , aan den uiterllen
ho=k, is by een.gen brum of zwarc, In by anderen ook wie. "
5- Ii-
^ Wat de paaring dezer Infeften betreft, dezel,,e hebbe ik pag. i8o, §, op
^eeerleie wyzen befchreeven, en ik zal 'er tlians alleen nogkonlyk byLegen*^^
reets v a ^ i n d ^ n T r S^^ag gemaakt/en Jelke'=oök
reets van anderen befchreeven ,s , eigenlyk gezegd moet worden , die gene
te zyn waarvan z.cli de kleme fmallyvige Waternimphen bedienen maar®dat
de andere wyze, op pag 190. gemeld, en die , myns weetens, nog van nie^
en fmallyvige Watermmphen gebrmken. Dat het hier mede a?zo gelegen zy.
kan .k des te grondiger verzekeren, overmits ik geen tyd of moeite ontziei
hebbe, m het vlyt.g nafpooren dezer Infeflen, en het naauwkeurig acht ge™
I n P? ^ ^^ verncht.ngen; by welke gelegenheid ik ditonderfcheidmeer
dan eens du.delyk befpenrde. Wyders moet ,k nog aanmerken, dat 'er, onder
dezegroote foort nog een.ge foorten gevonden worden , die iets kleiner
zyn ; als ook nog andere, die louter blaauwe, en geene zulke groene vlakken
hebben, gelyk die op Tai. II. Flg. r. Eindelyk moet ik hier daar benevfn
p d a c h t i g zyn aan een daidelyk Kenteken, 't welk ik naderhand eerftbefpeurd
hebbe, en zeer dienftig is, om het onderfcheid der beiderleie geflachten am deze
groote foort van Waternimphen te bepaalen. Te weeten? voor eerft; het
lange achterlyf boven by "t borstftiik, is , aan 't Vrouwlyk geflacht, niet zo
dunen rank als aan t Manlyke; en ten anderen ontbreekt aan de Wyfies
het middelfte deel , of die körte fpits, welke altoos aan de Mannetjes d e L
foort tiiUchen de achterfle gryp- of vangtang, gevonden wordt. Uit hoofde
van deze myne laatere ontdekking, hebbe ik het Wyfje op Tab. H. Fir 6 't
welk ik eeril ook met zodanig eene middelfpits afgebeeld had, naderhand'veranderd.
^ Vermits nn al het boven gemeide , raakende het uitkomen en de
verandering dezer foorte van Waternimphen, ook by alle de overige foorten
ze mögen groot of klein zyn, op eene gelyke wyze gefchiedt, zo zlil ik myin
de volgende bladen daarvan fpreekende, altoos op dezelV^« I i i . , en de daar
by behoorende beichryving, beroepen.
5. 17.
L
j i f ! : ' ! ! ;
•Sit': 'Ji L.,:,L Y .J.
' - n i - l /
liiiäl^Jlä
i i i l ' . r
P i l Í A ' H
Í i i i i l i S
iiiif