iHi.ffiii^
t t ' T,
I • -.r.'
TAB. X
«1 Xt.
Flg. I.
en 2.
Fis. S.
T W E E D E CLASSE
De kleine fmallyvige Waternimphen-Worm,
met de dr'ie breeäe Roeivederen^ benevens
; äeszelfs Verandeting.
§. I.
Z^o veele moeite als men moet aanwenden , om de hier voorens befchree-
^ ven wormen der Waternimphen deelacinig te worden, zo gemaülyk isin
tegendeel de tegenivoordige foorc te krygen. Men kan ze niet alleen in alle
vyvers en waterdooten, in 't Voorjaar, veelviildig vinden, maar ook zeergereed
vangen; inzonderheid wanneer men met zulk een Schepnetje voorzien is,
als dat waar van ik ray in ziilke gevaüen bediene. Het zelveisnietgrooterdan
eens Mans band; en kan zeer ligt aan den Rotting, daar men mede wandelt,
gefchroefd worden. Van dit flach van Wormen zyn, gelyk van de voorigen,
de verfcheiden foorten zeer talryk; en men bevindt dat de daar uit voortkopiende
Waternimphen van 's geiyke merkelyk van elkander verfchillen. Doch
dewyl dit onderfcheid alleen in de grootte en koleur beilaat, en ik het over^
bodig oordeelde, om ettelyke Plaaten met derzelver afbeeldingen te vullen; zo
hebbe ik op de twee tegenwoordige Plaaten Hechts driecrleie foorten,eneven
zo veele Waternimphen, onder 't oog gebragt.
De i"« Fig. van Tab.' X. vertoont ons zodanig een Worm, welkeeeiie bleeke
groenach'tige koleiir heeft; die van de a-i« Fig. is meer geelachtig-briiin; en
zo is 'er ook, in de 8''= Fig. van Tab. XL , nog een iets kleiner te zien, die
eene gantfch brnine grondfferwe heeft. Wanneer wy nii deze Wormen, ten
aanzien van hun maakzel belchoawen , bemerken wy ferilond.dat ze aan elkander
volmaakt gelyk zyn; ook hebbe ik ze in dien tyd afgebeeld, wanneer
ik verzekerd was, dat ze hun volkomen wasdom bereikt hadden. Het voorgaande
üach van Wormen behoort ook wel tot deze f jor t ; raaar als men ze by
de tegenwoordigen vergelykt, is het onderfcheid tulTchen die beide ligtlyk te
befpeuren.
§ 3-'
INSZCTORUMAQÜATILIUM CLÄSSIS N.
; H i i f , i
i I i J
i'lif