a VOORBERICHT TOT DE EERSTE CLASSE
tot de derde fooit brengen ze de zulken, die met doorzicht ire Boven.
vleugelen voorzieii zyn, waaronder dan ook de Aard- Boom- en Waterliuzen
voorkomen. Doch zo wel deze , als ook andere, welken
onder de derde Claffegerekendvvorden, behooren, myns òordeeTs ,
m c geheel n.et onder het geOacht der Kevers; maar ondar de Infec'
t e n , die met een Zuiger of Voed-angel voorzien zyn, en geene verandenng
ondergaan; en uit dien hoofde kan ik deze Verdedin- geen
zms goedkeuren. Naar rayn inzien heeft men in tegendeel die Verdeehng
voor de gefchiktile te houden, waarin de Revers gezameniyk
hvee Ge/Jachie>t mmRRkea-, volgens welke de Aard-Kevm onder hee
e e r i l e , en de fVate,--Revers onder het tweede geflacht gerekend worden.
Van deze laatften hebbe ik, aangezien zy zich onder eene
Claire laaten brengen, deaerile Claffe der Water-Infeaen gemaakf
en van de eer-ften zyn my zo veelerleie foorten b,ekend,dat ik noodig
geoordeeld hebb.e, dezelven m Zeven Claffen te verdeèlen.
1. De eerlle ClalTe vervat , de in 't byzonder zogenoemde Jard-
Revers; waardoor ik de zulken verità , die / zo niec het groot-
' a ™ hunnen vohvaiTen ftaat, ten minile het
meeile gedeelte van hun leven, als Wormen en Revers,onder
d e aarde doorbrengen.
2 . De tweede befchryft de zogenoemde Hout-Bokken , of Hou!-
Revers. '
3. De derde handelt van de Blaâ-Revers.
4- De vierde behelst de Zuiger- of Slurp-Kevers.
5. De vyfde vermeldt de Spring-Revers.
6. De zesde geefc ons de /ias-Revers\ en in
7 . De zevende komen de Roof-Revers voor.
S. 2.
D e zogenoemde Maiworm , eene foort van Houtwespen , welke
een klemen Dekvleugel fchynt te hebben, enz. moet, volgens de
meenmg van zommigen , ook onder de Revers gerskend worden •
doch ik telle dezen onder die Infeélen , welken , doordien ze nù
lets van deze , dan iets van eene andere foort bezitten, onder
geene Hoofd-ClalTe te brengen zyn j maar tuffchen - Claflèn uitmaaken
:
• D E R A A R D - K E V E R S. ^
maaken ; hoewel 'er gemeenlyk weinig van diergelyke Infe 6len gevonden
worden.*
S- 3.
• Wylen de Heer üojti heeft , volgens zyne bekende en alombcroemde zucht tot
d e goede Orde, hier zyn beft gedaan, om, in zo verre *t hem mogelyk wäre,
naar zyne tot dien tyd vcrkreegen kennis van het wyd en breed door de gantfehe
waereld verfirooide geflacht der groote Kevers , eene zekere en welgegrond
e Clailen-Verdeeling van de verfcheiden foorten en geilachten derzelven te ontw
e r p e n ; opdat men daardoor , gelyk hy ten aanzien der Rupfen en Vlinders te
wegen gebragt heeft, uit een cnkelen Kever zou können opmaaken, onder welk
~ een geQacht van deze of gene foort hy te rekenen zy ; en uit welk eene foort
van Wormen hy de Kevcr-gedaante aangenoraen hebbe. Doeh dewyl 'er onder
dit zo grooc en talryk geflacht der Inf e ä en, even als onder de Rupien en Vlin«
d e r s , ookzulke foorten zyn, die niet gevoegelyk onder eenigen van de hier gef
o r m e e r d e Claffen gebragt können worden; rademaal z e , of niet alle de aangehaal-,
d e Kentekens, of wel icts van deze, of van gene Clalfe bezitten;- zodat ze.noch
• tot deze, noch tot gene Claffen behooren, en bygevolg als Midden- of Tuifchen-
, Infeöen aan te merken zyn; zo zoude ik hier nog veel by de Röfelfche Claffen-
Verdeeling können voegen. Men zou hier in overweeging können neemen,ofmea
•• alle de foorten van Kevers onder die Claffen zou können brengen , dan niet • en
o f het noodig zy , dat men nog geheele nieuwe Claffen inaake , en \ getal der
Claffen verraeerderc, dan niet. Doch het komt my gefchiktervoor, mynebedenkingen
deswegen te befpaaren tot eene volgende gelegenheid, wannecrikmy voorgefteld
heb 'er omffandiger van te fpreeken; wanneer ik, door de daarby gevoeid
e noodige Afbeeldingen, de cchtheid of onechtheid der Claffen betet zal können
aantoonen. Ik zal voor tegenwoordig alleenlyk hier nog aanmerken, dat wylen da
• H e e r R ö f d , door zync zorgvuldige ßefchryving, welke h y , raakende degeboort
e en verandering van zo veelerleie foorten van Kevers , gedaan heeft, (fchoon
h y , wegens zyn körten levenstyd, en de menigvuldige zwaarighcden , die met de
onderzoeking van den gantfchen oorfprong eens fchcpzels , gelyk de Kever is,
verknocht zyn, dezelven niet zo talryk, als veele Natuurkcnners en goedeVrienden
zulks wel gewenfcht hebben , heeft können in 't licht brengen;) aller Liefhebberen
dank verdient; aangezien hy, door dit Twe e d e Deel van deNatuurlyke
H i l t o r i e der Infeften , een veel grooter licht Over dezelve verfpreid h e e f t , dan
alle zyn Voorgangers. Want ik kan my gcenNatuur -Onderzoeker , dievoorhera
geweeil is, te binnen brengen, welke zo mikrleie foorten van Kevers , ten aanziert
mn de -wyzebumer reranderinge, hefibretven beejt, ah by. EenopraerkzaamLeezer
zalj^zo ik hoope, ondervindetl, dat ik hieromtrent niet van de waarheid ben
atgeweeKen. En s Mans pooging, om ons van de wyze der Veranderinge dezer
I n f e ü e n een naauwkeurig en grondig bericht mede te deelen, is zeker ten hooefto
- -voor t r e t f cyk, en by leder dierbaar te achten; dewyl menig Natuur-Onderzoeker
daar door in ftaat geffeld w o r d t , om, uit de evenredigheid, welke tuffchen deze
belchreeven en andere foorten van Kevers bevonden wordt , zeer waarfchynlvk te'
" " Ve r a n d e r i n g , met hunnc VVormg
e d a a n t e , enz. even zo gelegen zy.
K L E E M A N N ,
A ö