ra i
V 0 0 R R E D E. •
den; en ik vieie my den zulken een Werk te leveren, dat hun zo
veel genoegen baaren zai, als het tegemvoordige.
§• 3.
Men cfenke echter niet dat dit Werk van de Vorfchen myne
Hiitorie der Infeften nadeel toegebragt zou hebben : ver van
daar , want het gebrek aan Infeften was de oorzaak niet dat ik
een ander Werk ondername. Ik had nog veele Infeften, welker
omitandigheden my alrede grondig bekend waren; maar kon
dezelven ni dit Deel niet piaatzen ; ten wäre ik nieuwe Clasfen
had willen maaken, daar myne Begunftigers veel tegen hadden.
Ook hebbe ik nog niet van de Slakken gefproken , die
zieh , zo wel in 't Water , als op het Land , onthouden, en
me, even als de Mosfelen, welken in 't Water te vinden zyn.
tot ae Inieilen behooren. Even zo moeft ik nog fpreeken
van de Bloedzuigers, van de Pieren of Regenwormen, en van
andere diergelyke foorten. De Spinnen, waar van ik veelerleie
foorten kenne , die zo wel op het Land als in 't Water
haar verblyf hebben , zullen my ook nog overvloedige itoffe
tot i-chryven verfchaffen. Daar benevens itaat my mede noe te
handelen van de Polypen of Veelvoeten, zo te Lande als te
Water; en gelyk ik van de Vloon gefproken hebbe, zo kan ik
ook nog van de Luizen fpreeken; ja ik ben bovendien in ftaat
om nog veele andere Infeften by te brengen , welken voor 't
bloote oog onzichtbaar zyn. 't Is myn voorneemen, om van
alle deze Infeften in 't vervolg te handelen ; en ik hoope ten
mia-
V O O R R E D E .
ininften eenigen van ieder flach te befchryven. Het zal my gsvolglyk
in lange aan geen iloife ontbreeken , om myne Hiitorie
der Infeften verder voort te zetten; te meer, dewyl ik nog
menige Rups bezitte, welker Vlinder ik door den tyd zoeke te
ontdekken; en vvederom menigen Vlinder, waar van my tot heden
de Rups ontbreekt. Schoon ik nu zo ongelukkig wäre , dat
de Verandering dezer Infeiten my onbekend bleeve, zal ik ze
echter mededeelen, zo als ik ze hebbe; en 'er zo veel berichts
van geeven, als my mogelyk zy; ter vervullinge van den wenfch
veeler Liefhebberen ; welker begeerte ik tot nu toe niet VOIT
daan hebbe; om dat ik my fl:eeds viele met het denkbeeld van
een dubbelen dank by hen te zullen verdienen, wanneer ik ieder
dezer Infeelen in zyne gantfche Verandering befchryve.
Terwyl ik hier van de Vlinders fpreeke , fehlet my te binnen
, veelmaals gehoord te hebben , dat 'er verfcheiden Liefhebbers
van myn Werk gevonden worden, die niets anders darr
louter Vlinders wenfchen te zien; en wel alleenlyk de zulken,
die met bonté koleuren vercierd zyn. De neiging der Menfchen
is zeer verfchillende ; en men behoort hier omtrent wel
eenige toegeevendheid te gebruiken ; maar nochtans itaat het
by my vait, dat de edelite altoos den voorrang verdient. lets
alleen te beminnen, om dat het de zinnen ilreelt, zonder daar
by te zien op deszelfs oorfprong , of het nutte, dat men 'er
•alt trekken kan, is eene neiging , die my nooit tot de Ondef-
; * 3 zoe