p i p i
î l i -
R :
128 -VOORBERICHT TOT DE DERDE CLASSE
gen. Men ziet de Wormen van de Roof, en Aas-Revers 00k
wel zomwylen over de aarde kruipen ; maar behalve dat zulks zelden
gebeurt, kan men 00k nog niet zeggen , dat ze zieh op de
bladeren onthouden. - Schoon nu voor 'c overige alle Blad-Revers
, zo veelen als ik 'er kenne , dit met elkander gemeen hebben
, dat ze op de bladeren woonen ; is het nochtans eene byzondere
Eigenfchap van veelen derzelven, dat ze zieh, en als
Wprmen, en als Ivevers, enkel en alleen met de groene bladeren
geneeren ; waar tegen anderen hun voedzel wel op de bladeren
zoeken, gelyk die foort, welke op de IIä= Tab. zal voorkomen,
maar de bladeren zelven nooit verteeren.*
SHet
getal der foorten, die tot de Blad • Kevers behooren, is zo
groot, dat ze wel eene byzondere Claffe können uitmaaken ; te
meet wanneer men 'er ook, ten aanzien van hunne huisvefting op
de bladeren, de Snuit-Kevers onder wilde teilen; die zieh insgelyks
, en als Worm, en na de Verandering als Kevers, van de
bladeren der gewaffen geneeren. Maar dezen zyn, ten aauzien hunner
geilalte, van dezelven zeer onderfcheiden: wart vooreerft zyn
hunne Worraen met wel veertien Pooten voorzienf, daar de meeite
Kever-Wormen in tegendeel, en dus ook de Wormen der
eigenlyke ßlad-Kevers, maar zes Pooten hebben; ten anderen zyn
z e ,
* Deze foort van Blad-Kevers had, myns oordeels, zeer gevoegelyk in eeneganfch
byzondere Claffe gebragt können worden ;iiiet alleendaarom, dewylzezichniet
met de bladeren voeden, maar ook inzonderheid, wegens hunne half kogelvormige
• hoog verwulfde geaalte; te meer dewyl 'er toch verfcheiden foorten van zyn , die
zieh van alle andere Kevers merkelyk laaten onderfcheiden.^ Doeli ik wil daarmede
niet zeggen, datmendeClafien, zonder noodzaaklykheid, vergrooten mocr.
VVant als ik liy nader onderzoeking overtuigd worde, dat diergelyke foorten van
Kevers onder deze Claffe können blyven, wil ik ze daar in 't geheel niet van
zoeken af te zonderen.
KLEEMANN.
+ Uit Kenteken der Snuit-Kever-Wormen gaat niet alleszins door , gelyk aan
den Hazelnoot-Worm, die in het Illde Deel Tab. LXVII. Fig. 2 en 3. gezien
• zal worden, blykt; als welke in 't geheel geen Pooten heeft.
KLEEMANN.
D E R A A R D . K E V E R S.
ze , in de Kever - geftalte , met een langen Snuit voorzien , waar
van zy ook den naam hebben. Dus behooren ze tot eene byzondere
Claffe , die , volgens myne gemaakte verdeeling in 't Voorbericht
tot de Eerfte Claffe der Aard-Kevers, de Vierde is:doch,
dewyl my tot nog geene andere Snuit-Kevers bekend zyn, dan
de zulken, die zieh met de bladeren voeden , fchoon 'er mogelyk
zyn, die andere Eigenfehappen hebben , zo zullen myne geëerde
Leezers my wel toeftaan , dat ik ze ook onder de tegenwoordige
Claffe befchryve.*
S- 3.
In 't algemeei; is nog van de Blad-Kevers onzer Landilreeke aaa
te merken, dat ze meerendeels uit loutere kleine foorten beilaan,
waar tegen zy, jn andere Waerelddeelen, veel grooter Valien; nademaal
ik, in verfcheiden Verzamelingen van Infeften, ook eenige
Indiaanfehe foorten gezien hebbe , die in geftalte met de onzen
gantfchlyk overeenkomen, maar dezelven in grootte verre overtreffen.
Voor 't overige hebben ze ook nog deze Eigenfchap , dat
hunne Wormen ten deele op de aarde in Poppen veranderen, en
ten deele zieh ten dien einde in een Spinzel befluiten. Hunne
overige Kentekens zyn niet wel te befchryven , doordien ze, volgens
de natuurlyke grootte afgebeeld zynde , niet zo duidelyk in
't oog
• De Heer KSfel verklaart hier , dat hcm op dien tyd , toen hy dit Voorberieht
f c h r e e f , nog geene andere Snuit-Kevers bekend waren , dan dezulken , die
zieh , en als Wormen , en na de verandering als Kevers , met de bladeren
. voeden. Maar hy heeft 'er naderhand wel eenigen leeren kennen, die zulks niet
doen; als blykt aan den Worm van den Snuit-Kever, die zieh in de Hazelnoot
ophoudt, daar medevoedt , en vervolgens onder de aarde in een Snuit-Kever
verändert ; dien hy in het voornoemde Illde Deel , op Tab. LXVII. Fig. a—6,
afgebeeld heeft. De Worm, welke de zwarte Koorn.Worm genoemd wordt ,
die zieh van 't koorn geneert, en in een Snuit-Kever verändert , is hem van
's gelyken niet onbekend gebieeven. Had hy toen gedaeht , dat 'er Snuit Kevers
waren, die zieh met andere dingen, dan bladeren , voeden, zou hy mogelyk
zo verre niet gegaan hebben, van ze hier, uit de in 't Voorberieht van de
Eerlle Claffe der Aard-Kevers voor hun bellerade Vierde Clafle te rüg te roepen
, en in deze Derde Claffe over te brengen. Want hunne zonderlinge geftalte
vereifchte reets dat ze tot eene byzondere Claffe gebragt wierden.
R
KLESMANH.