*
DER w A T E R - I N S E C T E N. M XVenXVI. HS
'er ook in deze huisjes of wooningen zy, 'er is echter weinig verfchil onder de TAB. XV
Rupfen, die ze vervaardiären ; want al de verfcheidenheid onder dezelven be-en XVt
ftaat enliel daarin, dat ze of iets helderer of donkerer zyn. iMen kan dit verfchil
in de i«« en Fig. van 7ii6. XVL zien , alwaar twee ziüke Rupfen van
oiidcrfcheiden koleuren, buiten liaare huisjes, afgebeeld zyn. Dezekoleuris, '
Over 't algemeen genomen, groenachtig; doch de kop en de drie eerite rmeen
benevens de pooten, zyn altoos ieis donkerer dan het overige deel. De
hier eerft afgebeelde Rups is helderer, dan de tweede, maar anders verfchillen
ze in niets van elkander ; ook zynze, zo in maakzel, als in alle andere opzichten,
met die van Tai. XV. overeenkomftig; en even als de voorgaanden ,
op den Vierden ring na den kop met drie pinnen; en aan' t achterlleoflaatlte lid
met twee kleine haakjes voorzien. Dat nu voor 't overige haare van buiten ruwe
wooningen van binnen glad zyn, zal de genegen Leezer tut het voorgemelde
ligtljk können aileiden.
S.
De tiatuurlyke neiging of het itß'ncl der Infeden , welks befchouwing ons
eeduurig moet doen verwonderd ftaan, en waar over de Heer CHRISTLOB
MYLIUS, myn waarde Begunftiger*, ons, in 't Eerile Deel van t Hamburgs
Magazin, zeer fraaie gedachten voordraagt, wordt ook by deze Water-Kupfen
gevonden. Die van Tab. XIV. zoekt haar voedzel op den bodem des wat
e r s ; en opdat ze daar des te bekwaamer blyven könne, maakt ze haare wconingvan
Zand; die dan ook, uit hoofde der zwaarte , des te meer beneden
blyftf. De Rupfen der XViI'= Tab. vinden haare fpyze , beftaande ni
gewaffen en andere Infeden des waters, in tegendeel op de bovenvlakte van't
zelve; dezen hebben derhalve Hechts eene ligte wooning noodig, en maaken
hunne behuizing daarom alleen van ftoppelen en baiten^. Maar dewyl deze
° laat-
» Dsze Heer Mylius was een GenGcsheer en yverig Natiiiir- Oiiderzoeker; wiens Hefde tot de Natmirliimde
hem ceiie reize naat Amerika liaj doen ondemeemeii ; welke liy ecliter met volbragc
heelti nademaa! hy, tot groot leedweezen van alle NatuuTkundigen, onderweg, eil we! te Londen
, den 7den Maari des jaars 1 ' J /7.5J4T Og cilorven is. K L E EMA N N .
t Onder deze Rupfen zyn 'er ook eenigen, die kaare huisjes van louter kleine Sehulpjes vervaardigen.
KLEEMANN.
S Ik kenne ook verfelieiden foorten van Land-Rupfen, die zieh iusgelyks huisjes weetente maaken,
zo van ballen, en afgeknaagde blaadjes, als van veelerhande andere Hoffen ; endie deze huisies
beftendig mede Deepen. Op zyn tyd hoope ik "er nog eenigen van deze foort, in rayne Byvoegzels
tot de liiftorie der lofeften, onder 't oog te breiigen.
KLEEMANN.
H h 3