J
124 T W E E D E CLASSE
TAB.III. ne een.Hout-Kever, en ik was'er zo gelukkig by, dat ik ze van beiderleie geflachten
kreeg. De wyze, op welke diergelyke Wormenindezetakjeskomen,
is duidelyk te be?efFen. Het bevruchte Wyfje dezer Kevers hecht zyne Eieren
boven aan het fpits, of aan een 00g van een jaarig of tweejaarig takje, of wel
aan zulk een iikfpruitzel, gelyk 'er veelen uit den wortel der Hazelaaren opfchieten,
en die menigmaal in eenen zomer meer dan drie eilen lang worden.
Wanneer nu hec Ei, dat aan zodanig een 00g vaftgelymd is, dendaaringroeienden
Worm te naauw wordt, en hy gevolglyk hetzelve verlaat , dan neemt
hy zyn weg naar beneden, en byt door het oogheen, totdathyaanhetmerg,
dat in 't midden van het takje zit, gekomenis, Daar ter piaatze vindt hy dan
zyn benoodigde voedzel, en verteert 00k al wat 'er om en voorhetnis; doch
dewyl hy in 't begin Hechts weinig behoeft, zo gaat de uithooling van het takje
00k langkzaatn in zyn werk; en nadien hy over 't algemeen genomen niet
zeer groot wordt, zo heefc hy in zulk een takje altoos voedzel genoeg; jamen
vindt hem zelfs menigmaal reets volwaffen, of in eene Pop veranderd, als hy
pas de helft van den voorraad in het lang opgefchooten takje verteerd heeft.
Nademaal na dat merg niet te vergeeffch in de GewaiTen is, en tot derzelver
groei vereifcht wordt; zo is 't geen wonder, dat die takjes, waar in diergelyke
Wormen het merg verteeren, verwelken en verdorren; en hieromkanmen
dezelven ook onfeilbaar in de jonge verdorde fpruiten vinden. Hoe lang echter
zodanig een Worm in zyne naauwe behuizing doorbrenge, tot dat hy zyn
volkomen wasdom bereikt, kan ik tot nog toe met geen zekerheid zeggen.
Fig. 2. De Fig. vertoont ons een jongen Worm van deze foort; en evenalshy
'er in dien ouderdom van gedaante en koleur uitziet, zo is hy ook in zyn vol-
Fig. 3. Waffen llaat; derhalve ziillen wy hem in de 3<<' en 4''= Fig. eenswatnaauwkeuc;
i 4. riger befchouwen. Hy fchynt genoegzaam uit twee deeien tebeftaan, en is
byna | duim lang. Het achterile deel van zyn iyf, welk uit tien, enalsmen
'er het achterile kleine lid by rekcnt, uit elf leden beflaat, maakthetgrootfte
gedeeke van den gantfchen Worm uit. Hetzelve is op het gevoel tamelyk
week; doch het voorfte deel, dat maar uit een lid fchynt te beitaan, en veel
Jiarder is, is het diktle, langrte en breedfte van alle de leden des lyfs. Die
valt, fchoon het met de overigen eenerleie blinkende, heldere, Oranje-geele
koleur hebbe, nochtans op zyne bovenvlakte eenigzins in het donkere; envan
achteren , als mede op beide de zyden, is het iets verheven. Op gemeide bovenvlakte
is ook nog een bruine overdwars ilaande hoek-ftreep te zien, die
uit louter kleine puntjes beftaat; en van wiens beide einden, ter wederzyde,
eene tedere linie naar den kop toe loopt; die in dit deel, of lid , geheel verborgen
fchynt te zyn. Dit iaatftgemelde lid mag ook wel iets dikker dan de
overigen weezen , om dat 'er de fpieren, die tot de beweeging van de Gebittang
noodig zyn, in huisveilen moeten. Dit Tang • g ebi t, als mede de Kop,,
DER A U i, l\ i k AAA RJ.» D . K E V• E R S. Tab. III. " 5
waar aan het zyne inleding heeft, is zwart-bruin yan koleur; tuCfchen het^TA».Iir.
Tel" komt eenl geele Lip te voorfchyn, en aan beide de zyden ^.«^t men eea
iederen en ko„en Spriet. Onze Worm is ook met Pooten voorz.en, fchoon
me"byna denken zLde , dat hy 'er geene had ; want ze zyn zo klem en ter
, dat men ze, zonder Vergrootglas, niet ontdekken
menigmaal met een Vergrootglas nog n.et te vmden, gemelkt de Worm dezelven
geheel en al binnenwaarts kan trekken.
§. <5.
De natunrlyke drift, die den InfeRen eigen is , leert ook onzen W o rm, dat
het herbezwaarlyk Valien zoude, als Kever uit zyne woomng te kru.pen, bydierhy
na zyn/verandering met den kop "-^^eneden bkeve hggen wajrreer
dan de tvd zyner veranderinge gebooren is, maakt hy zyn yl, dat ny
bdten dLn reäs intrekken kan, door het uitledigen van zynendrek.nogdnrr-
„ e , en keert zieh vervolgens, als gezegd is, om zo dat l^^ to ™«
k m e te ftaan; en als hy dan, na eenige dagen de Worin -hmd afgeftrook
S t verfchynt hy in die Poppen - geftalte , welke de 5."= F,g. vertoont. Int Bs- 5.
b s n'is deze Pop Lider geelfdoch naar maate dat de m haar zittendo Kever
S e r wordt, verändert zy ook meer en meer van koleur tot dat ze emde-
Ivk ian 't voorlyf en de vleugelfcheeden gantfch zwart worde ; dewyl die eigenfte
deeien van den Kever, die nu gereed llaat om 'er uit te breeken, door
de Poppen-huid heen fehynen.
§• 7-
Mvne eerfte Pop bleef drie weeken lang liggen, voor dat 'er de Kever uitkwam,
doch naderhandkwamen 'er meer te voorfchyn , waar onder zo wd
Mannètjes als Wyfjes waren, gelyk ik hier boven gezegd hebbe, '"de
Z . is een zittend Mannetje afgebeeld, het welk daar aan te kennen is, dat F.e. 6.
he^t aan 't einde van 't achterlyf geen zo uitileekend deel heeft, als er aan het
Wvfie . volgens het voorheen getoonde van de grootere foorten, tebelpeuren
is als zynde dit het voornaamfte der uiterlyke Kentekenen. In deze gedaante'vertoont
zodanig een fmalle of dunlyvige Kever eene ovei; het geheel zwarte
boven.vlakte; en zyne tamelyk lange, doch zeer tedere bprieten zyn ook
zwart • maar de zes Pöoten hebben in tegendeel eene oranje-geele koleur. De
7I« Fie. vertoont ons zulk een Kever in eene vliegende gedaante ; dezen heb- Fig. 7.
be ik naar een Wyf j e afgebeeld , en men ziet hier , niet alleen de ondervleu-
« l e n , maar ook het ontbloote achterlyf. De vleugelen zyn eenigzins doorzichi
i g ; by hunne inleding Valien ze in'tgeelachtig brmn; doch deze koleur wordt,
niar 't uiterfte einde, als verdreeven, in 't zwartachtige. Het achterlyf heefc
daar en tegen eene oranje-geele grondverwe. Deze grond is naar achteren
toe zwart bezoomd, en de inkervingen tuffchen de leden vertoonen zieh als
Q 2 zw tir-
HLLI'
I L I -