T A B .
XVII.
243 T W E E D E CLASSE
J ^ e grootfte Water-Rups, welke _ik tot nog
Fig. I.
De grootße foort van WATER-RUPSEN , henevens
derzelver Ferondering in een Vlinder.
§. I.
toe in on?.e Landilreek ontdekt
hebbe , zal eindelyk deze ClaiTe beiluiten. ,Dezelve laat zieh meer
in groote (Hlfcaande, dan in vlietende wateren vinden ; en fchoon ze met de
voorgaanden in de meefte eigenfchappen , die wy zo wel aan de Rupfen als
aan de Vlinders befpeurd hebben , overeenkome ; maakt ze echter eene byzondere
foort uit, welker Vlinder nooit met eenigen der voorigen paaren of
zieh daar mede vermengen zal.
§. 2.
Onder de eigenfchappen , welken deze Rups met de voorgaanden gemeen
h e e f t , behoort ook deze, dat ze een Hüls voor zieh bouvvt; waarmede zy,
z o wel als de anderen, van de eene plaats naar de andere kan kruipen, gelyk
in de i"« Flg. dezer Tai. XVII. te zien is ; welke ons eene volwafTen Rups,
van deze foort, in haare wooning vertoont. Doch in het bouwen of timraeren
der Wooningen, gaan deze Rupfen zo onderfcheidenlyk te werk, dat ik
niet weete, of ik aan eenigen derzelven, by haar natuurlyk mßn£b, raeer inzicht
dan aan anderen toefchryven, of zommigen lui, en anderen vlytig noemen
moete. Laat ons de verfcheidenheid van haare werking eens nagaan.
Veelen derzelven draagen haare bouwitoffen, in allerleie fpaantjes en fplinters
beftaande, met groote moeite te zamen ; en voegen dezelven zeer zorgvuldig
, door middel van haar fpinzel , zodanig aan elkander, dat 'er eindelyk
eene bekwaame wooning uit voortkome. Anderen in tegendeel verrichten haar
werk fpoediger. De eerllen zoeken de deelen met moeite te zamen , knaagen
dezelven fchoon af, lymen ze aan elkander, en bekleeden of behangeneinde^
lyk haar met zo veel moeite vervaardigd huisje met haar fpinzel. De anderen
daar en tegen zoeken maar een riet, naar maate van de dikte van haarlyf;byten
het in die lengte, welke haar huisje hebben moet, af; en daar mede zyn
ze in zo verre vaardig, dat ze hetzelve flechts te bekleeden hebben. Dit behangzel,
of dat Spinzel, maaken ze niet zeer digt; zelfs fchynt het haar alleen
daar toe te dienen, opdat ze zieh met haare drie voorfle pinnen, die op
het Vierde lid van 't lyf naall; den kop ilaan , en aan deze Rups zeer groot zyn,
mitsgaders met de achterfte harde haakfpitzen, des te beter vaflhouden mög
e , en dus met haar huis, gelyk de oude Scjien, van de eene plaats naar de
an-
DEii W A" T E R-I N S E C T E N. Tah. XViL 24?
dere könne wandelen. Een huis van de eerile foort is dat van de Fig. T.w.
waarin ik de Rups voor oogen flelle ; en hetzelve beftaat uit fpaantjes, fchor- xvil.
fen en ryskens; doch van vooren is het met dor gras voltooid. Voor 't overige
zyn deze huisjes, naar gerade der iloffen, waaruit ze beftaan, zeer verfehillende.
§• 3-
Maar laat ons nu onze Rups eens buitenshuis, zo als ze in de a''" Fig. x.aFig.i.
zien is, befehouwen. De lengte, die ze heeft, welke byna i daimuitmaakt,
kan, myns oordeels, op zieh zelve reets tot een bewys dienen , dat men deze
als eene van de voorigen onderfcheiden foort heeft aan te merken ; waarby
nu nog de koleur komt, die zieh zo wel aan den kop , als aan 't lyf , geheel
anders vertoont. De Kop heeft eene oker-bruine grondverwe, waarineenige,
naar de lengte getoogen , zwarte ftreepen gezien worden. De drie daarop volgende
ringen of leden zyn van boven wel iets bruiner, dan alle de anderen ,
maar ze Valien van onderen in 't bleek-geele en groenachtige, voornaamlyk
a a n ' t laatile lid. Van de beide zyde-pinnen afloopt'er, rechts en links,
Over den 5''™, É'^«"', 7''=", 8"=", 9''=", io<>=" en 11''«" ring eene tedere, bruine
linie ; en tulTehen de twee achterfte bruine, harde en feherpe fpitzen ilaat
van boven een verheven Wrat ; welken ik, in de befchryving dervoorigeRupfen,
die 'er insgelyks mede voorzien zyn , vergeeten hebbe aan te toonen.
Wyders hebbe ik ook nagelaaten te zeggen , dat deze Rupfen, even als de
Land-Rupfen, met luchtgaten bedeeld zyn. En fchoon ik al mede niet gemeld
hebbe, dat de zes pooten dezer fchepzelen zeer onderfcheiden zyn, van da
klaauw-pooten der andere Rupfen, zollen echter die genen, welken myne Afbeeldingen
met opmerking befehouwen, zulks buiten twyffel befpeurd hebben ;
maar ik hebbe 'er tot hiertoe van gezweegen, om dat ze aan de tegenwoordige
Rups het allerklaarfte te zien zyn ; en men duidelyk genoeg gewaar kan
worden, dat dezelven uit drie leden beftaan ; waarop een uit ettelyke kleine
deeltjes te zamen geftelde klaauw-poot volgt. Voor't overige is ook deze Rups
op alle de ringen, welken ordenlyk in 't huisje verborgen zyn , van achteren
af, tot aan de drie voorften, met tedere hairtjes bezet.
Wanneer deze Rups nu eindelyk bemerkt, dat de tyd haarer veranderinge
nadert , geeft ze de zekerfte blyken, dat ze even zulke eigenfchappen , als
de voorgaanden, bezit; want zy begeeft zieh , gelyk de anderen, met haar
huisje naar eene plaats , of aan eenig liehaam, dat deels onder water is, en
deels 'er over heenhangt; dat zo wel een riet, als eenig ander gewaskanzyn.
Ter dezer piaatze maakt ze haar huisjes vaft, trekt hetzelve met haare draa-
2A Deck iße StA I i den
i