tíit ICO EE R S T E C L A S S E
Tao.IX. len wel denken, dat het byna niet mogelyk zy , dat ik niets van de gemeldedeelen
zou gezien hebben; en ik bekenne, dat ik 'erookzelfoververwonderd
was; tot dat my eindelyk te binnen fchoot, dat beide de Kevers, welken ik
geSpendhad, nog jong waren, 't Is immers eene bekendezaak, dat,byzulke
Dieren, die maar een gezetten tyd om te paaren hebben , de deelen, tot
de teeling behoorende, in den zogenaamden Bronstyd , grooter en duidelyker
te zien zyn; waar van het geöpende Wyf je, dat ikberchreevenhebbe, tot een
voorbeeld kan ftrekken; en dit bezefFende, verwonderde ik my nietmeer, dat
ze hier nog fcheenen te ontbreeken. Ik hebbe naamlyk myn onderzoek in
A'owffltcr gedaan ; en devvyl in de befchryving des Schröters , g. pag.6$.gizegd
is , dat deszelfs Worm in Jimy en 'July, ja zomwylen ook inJuguftusea
Sepiember verändert, zo moeten de Kevers, die men in Nbusiniec vindt, nog
jong zyn. De Schröters zelven ben ik, door de goedheid van den Heer Pastor
Zo e n , deelachtig geworden; die dezelven, na myne befchryving geleezen
te hebben , heeft laaten opzoeken ; wanneer men, op den i a Nmiemher,
by het uitgraaven van Eikeboomen, eene tamelyke menigte derzelven in hun-
Jie ballen vond ; van welken hy 'er my eenigen heeft toegezonden ; waar voot
ik hein nogmaals verflicht ben..
S- IS".
jevoe^
•
Oordeelt iemand nog, dat deze van my gevonden deelen, tegen het gev
lenvan den Heer L i n n ^ u s , geen bewys genoeg uitleveren; zo kan ik d;
en boven nog iets bybrengen , ' dat [lrydig"is tegens zyne ftelling. )k hebbe
naamlyk alle de Wormen, welken ik, door de goedheid van mynbovengemelden
en veelgeeerden Beguniliger, kreeg, naauwkeurig befchouwd; en 'er flechts
cen enkelen Worm van een Houtkever onder gevonden. Alle de overigen waren
niet anders dan Schröter - Wormen; en ik hebbe uit dezelven zo wel eene
Mannetjes- als Wyf jes-Pop gekreegen: ook waren 'er in de Aardballen, die
ik in November ontving, niet alleen IMannetjes- maar ook Wyfjes- Schröters.
Schoon 'er na tuffchen derzelver uiterlyke gedaante een merkelyk onderfcheid
waar te neemen zy, zo valt het echter bezwaarlyk daarom te beweeren, dat
ze van tweeerleie foorten zouden weeien: wanthetWyfjevan den Neushoorn-
Kever is ook van 't mannetje onderfcheiden ; maar wie zou , in aanmerking
neemende, hetgeneik, zo wel uit Swahmerda-m, als-uit eigen ondervinding,
van dien Kever gefchreeven hebbe, na dit alles durven beweeren, dat
z e van tweeerleie foorten waren ? Is men hier mede nog niet ten vollen vol-
daan; wel aan, ik hebbe nog eenva"l ler•b ewysgrond' voormynggeevv oelen: uaam-
Jyk, dat een ander beguniliger van myn Werk my , met een Brief van den 5
Beceniber 1746 vereerd heeft; waarin hy fchryft, dat hy de Paaring van den
Schröter gezien heeft; en dewyl hy teffens ook gewag maakt van eene andere
Eigenfchap des Schroters, zo, zal ik hier, ten befluite, zyn eigen woorden
mémmmisrn'^'IDI DEU A A R D - K E V E R S. Tal. IX..
ilifSiiJlills mmssmsñ r f I f Wt ¿/í cin , z» aU ik bet m dezen nmmen moet, z<et men, 'wau- X ^ k i n TNalmr gele/beefi; fcbom het uimnie n,e, altm mn Umer^
M^mmmim^aan^ m,
kins ais mede by Kraaravromven in zvvanren tearaisnocd te gebrmken ,
e delyk , op L n V r Ponderen « „ de hand gefmeerd , v.n groote .™n,ghe d gen de koort _
•er van geleezen liad. Kleemann..
¡íJí
•• •••íf
KT 3 V O O R.