; ñé
mi
•mi G i.!
. - I
/ I !
9(3 E E R S T E CLASSE
TAB. IX. betvefc, deze llel ik vaf t , dat van de fpyze des Worms voortkwam; dewyl
dezelve uit fpaantjes van Eikenhout belfaat, die akoos bruin afverwen.
§• 9-
Nu ftaatmy verder ook nog iets van den Schröter zelven te melden. Toen
ik denzelven hier boven befchreef, zeide ik, pag. 70. §. 13. dat iknietwill,
hoe de paaring van deze Kevers gefchiedde. Kort daarna wierd my de Fauna
Siiecica van den Heer L I N N ; E U S bekend, welke ik reeds in de befchryving
der Springkhaanen en Krekels aangehaald hebbe *. In dit Boek befchryft hy
den Kever, dien ik voor het Wyfje vah den Scbiölcr opgegeeven hebbe; met
byvoeging, dat dezelve eene byzondere foort , en geen Wyfje van deni'cW.
ter zouzyn. De Heer LINNÄUS heeft, niet alleen door de Botanieof Kruidkünde,
een grooten roem verworven , maar zyne Schriften getuigen , dat
hy ook by uitftek ervaaren is geweeft , in de Natuurlyke Hiilorie. In het
voornoemde Werk heeft hy 928. Infeften befchreeven ; en dat hy zeer veel
tyds aan deraelver onderzoeking befteed moet hebben, zou men ligtlyk kon.
nen nagaan, fchoon hy 't zelf niet zeide. Zyn aanzien had my byna bewoogen,
hem toe te flemmen ; te meer, dewyl ik de paaring van den Scbröm
nog niet gezien hadde; doch voor dat ik myne meening het vaaren , wilde
ik deswegen nog eeril eene proef neeiiien ; en deze is zo uitgevallen , datik
geen reden hebbe, om van gedachten te veranderen, als uit het volgende-zal
blyken.
10.
In de Vierde ClafTe der Bieren, door den Heer LINNf f i ü s befchreeven,
zyn de Infeften vervat, en onder dezen hebben de zulken den voorrang, die
met Vleugeldekzelen voorzien zyn. Het eerfte dier Infeften is de Schröter ; het
tweede noemt hy pag 128. Scarabieus maxillis hmulatis fromlnentibus dematis,
thurace inermi, of den Kever met geboogen morwaards fiaanie en met landen bezette
Kevels , die geen gewafende borß heeft. Wat het laatfle , naamlyk de
ongewapende borft aanbelangt , deze neemt hy hier, buiten twyffel , als een
kenieken, dat dien Kever onderfcheidt van den daarop volgenden Kever; die
ook
* De Leezer gelieve te weeten, dat de Heer Röfel dit Werk niet riitgegeeven heeft in dieorde,
z o als her thaiis in deze Deelen volgt, maar nu deze dan gene Plaaten , met derzelver befchryving,
afleverde , naar maate dat hem de Infeden eer of laater ter hand kwamen i of dat
d e begeene der Liefhebberen zieh uitftrekte , om nu deze dan gene voorwerpen van hem
afgebeeld en befchreeven te zien. Dit is in 't algemeen de rede dat hy wel eens meer van
zaaken, als reets veihandeld, fpteekt, die in dit Werk , zo als 't rni gefchikt is , naderhand
cerft volgen.
KLEEMAKN.
B E R A A R D- K É V E R S. Tab. IX. 97
ook wel even zulke Kevels, maar eene borft heeft, welke wederiyds m e t i x .
drie takken voorzien is. Wyders geeft hy 'er naderhand, pag. " 9 - bjirekking
tot den voorgaanden, de-volgende befchryving yan Hy heeß met
In vJtgen eenerkie grootte. De Bek is vooruitßeekende, en heeft tivee geboeg n
Zarte boekive , en%t,orwaards ßaande Keveh , die aan de binnen zyde met t-Me
Indies gewapend zyn; 'c.-elken hy Uder Kever een par uitmaaken en ivaarvan bet
„e boven, en 't andere beneden ftaat. De ßorll: is S'«''' ' ,
, een rand Werzlen, die zieh echter nergens verheft. De Vleugeldekzels j i
gl,d , z^mn.purperverwig en gerand. De Pooten zyn takhg Aan ien voo ftm
en acbterflen rand van. de Borß zitten graau-xe bairtjes. Dm blykt utt de gedaame
dir Borß, en uit de Kevels, dat deze Kever geen fVyße van den mengen , gel}*
hit Landvolk wil, maar eene byzondere fiort is; fchoon de fprteten, de grootte, de
vkmeldekzeh, de pooten en de btiik eenerki fchynen te zyn. Byaldien im lemana
het van my afgebeelde Schröter-Wyfje , by deze befchryvmg , gelievetevergelyken,
zo zal hy zien , dat alle de deeien , door den Heer LINN/EUS
opKegeeven, daar aan te vinden zyn. Wel is waar, dat iemand zou können
denken, dat het met de grootte nietuitkomt; maar men vmdt ook S chrot p
Mannetjes, die eenerleie grootte hebben met het door my afgebeelde Wyl je;
en nopens de graauwe hairtjes , die ik geel noeme, men weet, dat het mvallende
licht de koleur op veelerleie wyze kan veranderen. Doordien my nu
deze befchryving, als gezegd is, byna tot andere gedachten gebragt hadde ,
zat 'er voor my, om in deze zaak verzekerd te zyn, met anders op, dan de
Teeldeelen te onderzoeken. Ik opende derhalve een paar van deze Kevers,
om te zien , of het verlangde onderfcheid , uit de gefteltenis hunner mwendiee
deelen , te ontdekken wäre. Ik hoopte ook in myne onderneemmg des
te gelukkiger te zyn ; nademaal de gelykheid , welke deze Kevers, ten aanzien
der Veranderinge, en andere Eigenfchappen, met de Neushoorn-Kevers
hebben, my deed vermoeden, datik ook eene gelykheid m de Teeldeelen ,
welken my van den Neushoorn-Kever reets bekend waren , zoude aantrelten.
Maar ik ontdekte wel haaft , dat SWÄMMEKDAM gelyk heeft, wanneer.hy,
by de ontleding van den Neushoorn- Kever , zegt, dat deze deelen zodamg m.een
gewikkeld zyn, dat het volftrekt onmogelyk fchyne , dezelven van elkandei
af te zonderen.
Dewyl ik de eerfle proef met een Mannetje wilde neemen , zo lei ik het
zelve in water , dat meer warm dan laauw was, om het te doen fterven. Het
had 'er niet lang in gelegen , of ik befpeurde geen tekens van leven meer;
maar het was naauwlyks uit het water, of het begon zieh op nieuw te beweegen;
en ik moest het 'er wel een half uur in laaten liggen, eer het volkomen
dood fcheen. Ik zegge fcheen: want, toen ik de boven- en ondervleugelen
Deels ¡fie Sfuh N
.-;•:•!. .Vi,
•i' >
' i' !