I • ^ ">Í T t V i ' (
. ' n
f
> ¡ .
'
E E R S T E CLASSE
§ • 12.
Tab. !. Gemdde Bai, en wel deszelfs ondervlakte, flaat by Lett. b. nog meer vergroot
afgebeeld. Dezelve is rondsom den rand met körte hairen bezec,- doch
Ft¡. h. in zyne vlakte ziet men zeer veele ronde verdiepingen, die meerendeels eenerlei
zyn; behalve dat 'er twee, gelyk onder elkander, alzo ook tenaanziender
anderen, ongelyk grooter zyn; boven dien zyn ze allen nog in de diepte met
een middelpunt voorzien. Met de^e verdiepingen houdt zieh de Keverzcvalt
aan hec Wyi j e , dat hy 'er naair.vlyks van los te krygen zy.* Van de overige
twee paar l'ooten, zuilen wy in de befchryving der volgende Tab, fpreeken,
en hier alleen nog iets zeggen van de ii'''^ Fig. Dezelve vertoont de ondervlakte
van onzen Kever, en is zo veel te merkwaardiger, om dat iedfir foort
hier eenige byzondere Kentekens vertoont.
1 3 -
• Dewyl de Ilacr Frifch, in het tweede Deel zyiier Infeileii, pag. 33' 34* ^^T"*
2 e , op welke zieh deze Kevers, met de breede balien baiiner Voürpoocen , zo vaiT: können
z e t t e n , wat oiuflaudiger befcliryft , zal het , zo ¡k hoop , ouzen u eecgierigen Leezeren niec
onaangenaam zyn, wanneer ¡U zulks korclyk uic de gemeide befchryving van den Heer F/ifch
aantooiie. Die I-Ieer noemt deze Poocbalien Kniefchyjen, en zegt: dat hy gczien heefc, hoc
een zyner Kevers, dien hy Meel in 'c water toegeworpen had, zieh terfiond met zyne beide
K n i e f c h y v en aan 'c glas vaíízettede , en tiii die geüalte geñorven , doch na -zyn dood niet
afgevallen was; maar in ángulo re&o, of rechdioekig daar mede aan ' t glas was blyven zict
e n . Voons meldt hy, dac deze Kniefchyven van binnen eene fpier hebben, die de Kever te
r u g t r e k k e n kan. Wamieer hy deze kniefchyf ergens op zet, dan íluUze zieh met haaren rand,
e n de omilaande hairtjes, zo vafl, en de fpier, die 'er binnen in is, hecht zieh ook te gelyk
z o vaft fliiitende aan 't voorwerp, dat 'er geen lacht tuíTchen de plaats, daar ze aanzit, en tusf
c h e n de fchyf könne komen. Als nu de Kever de fpier te rag trekt, dan dnikt de incht dezel-
Nve o o k aan de hardüe ñoiíe vaft, en bygevolg nog meer aan de wecke. Gelyk by voorbeeldde
Kinderen een rond leder, dat ze natgeraaakt, en daar ze een tonwtje in 't midden door gedaan
hebben, op een hout of fteen plat neer drukken, dewyl dan het touw, in' t midden, door
het optrekken, eene holligheid maakt , en 'er de nattigheid geen lucht in laat, zokleefthetleder
2 0 vaß aan den fteen, dat ze denzelven daar mede uit den grond trekken, of in de hoogte können
ligten. Byna op dezelfde w y z e , wil de Heer Frifch zeggen, niaaken zieh ook diergelyke
j i ' I a n n e t j e s der Water - Kevers, in 't paaren met de Wyf jes, op derzelver gladde vleugeidekzels
v a l í . Waut ze zetten en houden zieh le gelyk, met de voorfte klaauwen, aaiihetnigfcliiidvafl,
d e u ' y l ze anders ligt door 't water losweeken zoiiden ; te meer , om dat ze met het Wyfje dik-
\ \ 7 l s , ter fcheppinge van lucht, om hoog zwemmen, en andere beweegingen meer daar -byraaak
e n moeten. Wyders vermoedt de Heer Frifch n o g , dat hec niet onwaarfchynlyk is, datdicrgelyke
Kevers, als Schepzels die van den roof leeven, niet alleen op de Infeiten, maar zelfs op de
visfen loeren, en dezelven dus, terwyl ze zieh met hunne voorfle klaauwen daar aan vail hecht
e n , zelfs levend diirven aanpakken. Daar en boven fehryft hy aan deze Keveren eene behendig
e vlugt toe, het welk ik zelf mede dikwyis gezien hebbe; ook brommen zy in 'c v l i e g e n , eyen
als de i\Iai- en zwarte IMest-Kevers doen; en zoeken by nacht de flililaande wacers op, om hiin
v o e d z e l aldaar te vinden. Dezelfde Heer Frifch verzekert nog, .gezien te hebben , dat ze zeer
¿;reecig gevalien zyn op een dooden Hond, die eenige looo fchreeden van andere waterenaf, en
i i i eeu met water gevuldeii mesckuü lag.
KLEEMA NN.
irlilí'í
Ii:!
.:tíí"í:i;i!v
vi! •
' f ' l i S j t ; r,;rj|i-¡;l';i
IL'Sf
Ifi'-l::'-!'