•Irn:
... .j' Ti
• - fe-i;;^
mi'
• .¿Si-»^'
1 1 4 V O O R B E R I C H T T Ô T D E TWE EDE ' C L A S S E
TAÎ.t. gen , wel korte , maar fcherpe fpitzen bezet. . Maar deze fpitzen
of punten zyn gantfch anders dan die genen , welken ik toc eea
kenteken der in 't byzonder zogenoemde Aard-Kevers opgegeeven
hebbe : want ze ftaan niet aan de zyden , maar aan de binnenvlakte
van dit gedeelte van den Poot: die voor 't overige zo niet
gefleld is , dat de Kever denzelven tot het graaven in de aarde
zou können gebniiken. Ik onderftelle daarom veel lie ver, dat deze
Kever een Boomlooper is, waar toe zyne byzondere Voorpooten
hem zeer dienftig zyn, dewyl hy dezelven om een takje flaan,
en dan vervolgens het achterlyf na zieh trekken kan. De byzondere
fpitzen aan de Vleugeldekzels zyn zes in getal : van vooren
aan ieder fcliouder, als ik zo fpreeken mag, ziet men 'er ééne,
van achteren aan ieder zyde weder eene andere , en ter plaatze,
daar de beide vleugels te zamen komen , ftaat nog een paar , dat
inaar eene enkele fpits fchynt te zyn. Daar nu de meelle Jnfecton
den Kop niet veel können beweegen, en dezelve aan den tsgenwoordigen
Kever benedenwaarts ftaat, invoege dat hy niet naar
aile kanten kenne zien , zo fchynt de lengte zyner Sprieten te
vergoeden, het gcen aan 't gezicht ontbreekt; vermits hy met de.
zelven van verre kan voelen, of hem eenig vyandlyk Schepzel te
nakome. De fchoone roode, oranje-geele en witte vlakken, trekken
en ilreepen , waar mede deze Kever zo wel aan den Kop,
als 00k in 't byzonder op de vleugeldekzels , en aan de bovenfchenkels
vercierd is, waar van 'er eenigen op éen Violet fchemerenden
zwarten grond ftaan, geeven hem eene zeer fchoone, gefchakeerde
en bonté gedaante. Doch deze Cieraaden vallen zo
duidelyk in 't oog , dat ze geene wydloopiger befchryving noodig
hebben. Het onderfte en kleinfte deel van den Poot, het welk
de drie platte hartvormige leden, die aan aile Hout-Kevers eigen
zyn, zeer duidelyk laat zien, is aan aile de zes Pooten eveneens.
Eindelyk ftaat hier ook nog aan te merken , dat de Gebit-taiig
van dezen Keveï wel niet zeer groot, maar tamelyk fcherp en
hard is.
S. 13.
TAB. I. De twcede Kever, in Fig. h. te zien, is my van wylen den Heer
K I - I . M E L M , voorheen beroemd Apotheker te Bremen, Wiens veelviildige
DER A A R D-K E V E R S, 1 1 5
¡re my betoonde genegenheden ik zo min vergelden, als genoegzaara T.«. l.
ioemen kan, onder andere zeldzaame Infeften , in een met Spiritus
gevuld Glas, ter aftekeninge toegezonden. Betreffende het Vaderland
dezes Kevers; ik houde hem voor een Landsgenoot van den zo
evengemelden; want ik vinde in 't WerkvanMejuffr. M A R I A N , o n -
der de Surinaamfehe Infeften, op de48«=Plaat, een Hout-Kever,
die met den tegenwoordigen veel overeenkoraft heeft, uitgenomen
ten aanzien van de Gebit-tang; welke aan den Siirinaamfchen wel
driemaal zo groot als aan dezen is.* Vermits nu de Spiritus de koleur
van den voorigen niet veel veranderd heeft, 7.0 geloove ik ook
dat ze by dezen haare natuurlyke gefteltenis behouden zal hebben.
§. 14.
Deze Hout-Kever behoort onder die genen, welken den Kop en
de Gebit-tang voorwaarts recht uit draagen, die middelmaatige lange
Sprieten, op ieder zyde van het borstftuk drie fcherpe hoofd - punten,
en eene bultige bovenvlakte hebben. Het Tang-gebit van dezen
Kever is veel langer dan zyn Kop, en heeft, aan 't voor einde,
twee fcherpe inwaards geboogen fpitzen. De binnenfte rand is ook
met veele kleine puntige tandjes bezet, en aan de fcherpe buicenzy
de ziet men een kleinen zyden-tak, welke insgelyks niet anders dan
een fcherpe punt is. Doch dewyl deze Kever de Gebit-tang voorwaarts
draagt, zo vallen ook de vier daar onder ftaande korce vreetfpitzen
in 'c oog; welken by de anderen, fchoon ze 'er ook te vinden
zyn, wegens den nederwaarts geboogen Kop, en de geilootenGebittang
, niet vertoond hebben können worden. De Oogen zyn hier
groot en zwart-blinkend; doch de Kop en het Gebit, benevens het
Halsfchild of Borstftuk , hebben eene donker rood - bruine koleur.
Door dit laatfte loopt van boven, in de lengte, eene ongelykbreede,
bul.
» Miffchien is deze van den Heer RSfil het Minnetje , cn die van Mejuffr. Mirian
liet Wv f j e . Zy lieefc hem vliegend afgebeeld, zo dat men zyne dunne Ondervleu^
efs ook te zien krygc, welken doorziehtig , en iets grooter zyn dan de Bo- .
venvleugels; maar zy zegt niet, of ze hem vliegend gezien liebhe, dan met , en
lietuigt a iken, dat zc goedgevonden heeft, de ruimte van haare Plaat met hemte
•vuilcp,
K L E S M A N H .
P 2