Ii
i i' I I I Ü . : : : : ? !
„ il.;; , :
•i'fe,
! ¡'1
84 EE R S T E C L A S S E
Täii.vil.hebbe ik geleerd , dat het gene ik in Fig. 9. afgebeeld hebbe , maar een
Fig. p. gsdeelte van 't manlyke Teellid is. Hy verdeelt hetzelve in het zenuwachdge
en hoornige deel. Dit laatlle, 't welk onze Figimr vertoont , is maar eenefcheede
, door welke het eerile zieh baweegen kan. Voor aan deze Scheede
ziet men tweo hoornachtige beentjes , die als twee haaken zyn, welken zieh,
door behulp van hnnne Tpieren , zo verre van elkanderen verwyderen können
, dat ze het Teeldeel een vryen doorgang laaten. liimne Spieren liggen
in de gemeide Scheede , en hec Mannetje zet zieh met dezelven, byde paaring
, aan het hoorn-been van het Wyfjes Teeldeel vaft. Achter deze Scheede
is het zenuwachtige , weeke en diklle deel van het teellid , waarin een
klein hoornachtig beentje zit. Dit hebbe ik niet können afbeelden , dewy!
ilc de proef aan twee , federt een geruimen tyd , verdroogde Kevers genomen
hebbe. Op dit zenuwachtig deel volgt de wortel van het teeliid , dat
een dun en met veel zenuwen voorzien Pypje is. Hier in ontlailen zieh , zowel
de afvoerende vaaijes , (oa/a dsferemia,). welken uit beide de Teßkulen
of Ballen voortkomen, als mede de Zaadblaasjes {Veficulie fiminaks). De Ballen
hebben eene gantfch byzondere gedaante; nademaal ieder nie een eenig
Vaatje beilaat, dat zieh uit elkander laat wikkelen, en weL 2 voet ensduim-.
lang is. Doch zulk een Vaatje kan niet zonder veel moeite en gedulduit een.
gewikkeld worden; dewyl het door de raenigvuldige luchtvaatjes ,waarmede'
zo wel de afvoerende Vaatjes , als oolc de Ballen bezet zyn , te zamen gehouden
wordt; des men dezelven bygevolg, eeril weggenomen moete hebben.
De Zaadblaasjes, die tuflchen de afvoerende Vaatjes liggen, eindigen
in twee gekronkelde tedere draaden ; die zieh ieder wederom in zes Pypjes
verdeelen; aan welken even zo veele kliertjes hangen , waar uit het Zaad in
de Zaadblaasjes komt, die van de toevoerende vaatjes niets krygen. Ook zyn
deze deelen met zeer veele luchtvaatjes omgeeven, en zo wel als de anderen
gantfch wit; waar van echter de Scheede van het Teellid en de Zaadblaasjes
uit te zonderen zyn; want de eerlie is met haare- twee haaken bruinachtigrood
; en de laatften zyn, ter oorzaake van het doorfchynende Zaad, dat 'er
in zit, graauwachtig. Alle deze deelen liggen in den Onderbuik, en zynzodanig
in een gewikkeld, dat men, by de opening, gelooven zoude, dat het
onmogelyk wäre , dezelven van elkander af te zonderen r.maar, zegt SwAJi-
M E K n A M, geduld overwint alles.
By de Teeldeelen van het Wyf j e vertoont hy ook den Slokdarm, de Maag,
sn de Därmen, welken te zamen nu een wyden, dan een engen , doorgang
maaken. De Eierftok ligt in het onderfte gedeelte van den buik , doch als
hy met Eieren opgevuld is, vindt men denzelven iets hooger. Hy beftaat
uit twaalf Eiergangen (omduilas) ; aan ieder zyde liggen zes derzelven; die
zieh.
iS«',^ Ff
BEU A A R D-K E V E RS. Tai. mi. 85
7irh in twee eemeene gangen vereenigen, welken wel haart tot een worden ;tab.
waar aan men den naam van Lyfraoeder, of Moederfcheede , zou können geeven
Deze ftrekt zieh uit tot aan het einde des buiks; daar zieh een hoornbeenachtigemondvormige
Ring vertoont, die van onderen met hairen bezet
is- waar door de Eieren hunnen uitgang hebben.
De overige deelen, welken S w a mm t R d a m te gelyk met dezen- aimaalt, laaten
zieh niet wel, zonder af beelding, befchryven; mogelyk zal ik m 't vervolg
alles, wat ik aangaande de ontleding , zo van den Kever , als van zynen
Worm te berichten hebbe , in eene byzondere Plaat voordraagen. Ihans
moete ik alleen nog zeggen , dat ook in de VVyfjes alles met Luchtvaatjes
omgeeven is ; en dat die Luchtvaatjes in den Kever gantfch anders gelleld
Z'vn dan in den Worm. In dezen gelyken zy naar takken van Boomen zonder
bladeren-, en in de Revers, naar Takken met bladeren; alhoewel ze meei
blaasjes dan bladeren verbeeiden.
In 't begin dezer befchryvinge is, volgens de berichten van anderen , gezegd
dat onze Kever zeer langkzaam vliegt: en daar op ben ik zeer begeerisgeweeflomteweeten,
of hy in 't vliegen zyne Vleugeldekzels geüooten
ho'ude, of dezelven wyd opene : want Swammerdam verbeeldt hem met
Dieerendeeis geüooten, dochlMPFRATO met wyd geöpende Vleugeldekzelen.
Deswegen hebbe ik veel moeite gedaan , om dezen Kever aan 't vliegen
te krvgen ; maar alle myne poogingen zyn. ydel geweell. Ondertuifchen
kan ik nie't nalaaten, by deze gelegenheid te melden , dat ik aan dengrooten
Goudkever lab.waargenomen hebbe, dat'hy gewoon is., met geOooten
Vleugeldekzelen te vliegen. Ik had 'er naamlyk eenigen in een Glas te zamen.;
en dewyl dit glas in de Zon ftond , zo wierden ze door de wärmte dermaate
onniilig gemaakt, dat ze my door hun gebrom en gedruis bewoogen, om
'er naar te zien. 'J'oen zagik. dat ze allen ter vlucht vaardig waaren ; en
hi-t fcheen my toe , dat ze de Vleugeldekzels g.e(looten hielden. Om nu hier
van verzekerd te weezen ; nam ik er eenigen uit, en kleefde met Wasch eenhair
Over hunne Vleugeldekzelen ; en by anderen trachtte ik dezelven door
een ftukje Wafch aan elkander te houden ; doch zy wierden daardoor m 't
vliegen niet verhinderd. Dit hebbe ik eerft ondervonden , na dat ik den-
Kever reeds befchreeven hadde , en maake zulks derhalve by. deze gelegenheid
bekend. Even zo moeteik hier ook, volgens myne belofte .melden, datit
mis gehad hebbe, toenik.byde befchryving van den Mai-Kever, (Ziepag.
40,5(3.) zeide, dat dezelve vier jaaren noodig had , tot zyn volkomen wasdom :
wantnubenik verzelterd, dat hy wel 5 jaaren noodig heeft ,eneerft in'tzesde'
jaar als Kever voor den dag komt. Den Meftkever , dien F r i s c h den Neushoorn
Kever der middelfle foorte noemt, en in zyn I V ' Deel pag. 16. be-
L 3 fchryft ;,