1 •
74 EE R S T E C L A S S E
T.ui.vi. ruim honderd iluks van deze Wormen , die alle levend en van vericheideij.
Oaderdom waren, maar ook ettelyke Poppen en Kevers van beiderleie ge.
Dacht, in hunne aarde over te zenden ; waar voor ik liem nog dankbaar
ben. liier op was ik niet ineer vervvonderd , dat ik dit Sdiepzel by ons
niet had können vinden : want de Loojers by ons maaken hunnen Run van
de fchorfe der Dennen; en behouden ze zelden zo lang , datze aan'trotten
gaat ; dewyl 'er veele Looi-ballen van gemaakt worden. Schoon nu deze
Kever geen inv/ooner van ons gevveO; fchyne te zyn, en bygevolg alhiervan
my niet befchreeven raoelle worden , nademaal ik alleen voorgenomen hebbe
de InfeSen van.ons Land te befchryven ; zo hoope ik nochtans den Liefhebberen
der Infeäen geen ondienft te zullen doen, met hun , benevens de
Af beelding , ook de befcliryving van dezen Kever mede te deelen ; waartoe
ik nti, door de goedheid van gemeiden Beguniliger , in ilaat geileld ben.
Doch dewyl Swammerdäm reets veele byzonderheden van dezen Kever
heeft aangemerkt, zal ik my hier en daar te gelyk van zyne aanmerkingen
bedienen ; en wel te meer', om dat zyn koilbaar Werk niet zeer gemeen
is.
Onze Kever houdt zieh dan , gelyk we gezien hebben , onder den Rimop
; doch, volgens het fchryven van S w a h m e k d a h , vindt men dien ook
op Scheeps Timmerwerven, onder de Spaanders en het Riet , waarmede de
Schepen gebrand worden alsmede in de Meilhoopen , oude Boomen en
verrot Hout. Hy paart, volgens het getuigenis van Fk i s c h , midden in
den Zomer; S w a m m e k d a m fchryft, dat ziilks in Jany en July gefchiedt,
en geeft 'er verder het volgende bericht van: „ Het Mannetje beklimt het
„ Wyfje , en zet het hoornachtig deel van zyn Teel lid , als twee kromme
„ haaken , in het hoornachtig Teel-deel van 't Wyfje zo vaft, dat hetzelve
„ hem daarna niet meer ontloopen kan ; en op deze wyze wordt het Wyf-
„ je , door het uitgedreeven Zaad van 't Mannetje , dat 'er een overvloed
„ van heeft , vervolgens bevrucht. De Mannetjes zyn op deze verrichiing
„ zo heet, dat ze zelfs met doode Wyfjes paaren ; en zomwylen zou men
„ ze eer in ftiikken breeken , dan ze van het Wyfje los können maaken.
„ Na de paaring graaft zieh het Wyf j e diep in de aarde , onder Spaande-
„ ren of Run ; en ontlaft zieh aldaar van zyne Eieren;^ welken het nietby
„ hoopen, maar enkelvoudig hier en daar verfpreid legt." Deze Eieren zyn
nu grooter, dan kleiner, naarmaate dat het Wyfj e groot of klein zy ; en ik
hebbe 'erveelen, benevens de Wormen , in de Run-aarde, waann ze my
overgezonden waren , gekreegen. Wanneer ik dezelven naauwkeurig befchouwde
, bevond ik , dat ze van tweeerleie foort en geftalte waren: want
R-f. II. de eerften , welken de n-i^ Fig. van Tai, VII. vertoont, waren eenigzins
vnn J«i.]ai,ginverpig-rond en Okergeel van koleur; en deze waren het minfte in ge-
B E P . . A A R D-K E V K R S. VI. 75
tal' de anderen, in de Fig. der gemeide Tai. afgebeeld, welker aan-Tab.V(.
Tararooter was, en waarvan ik 'er naderhand nog veele in eene met aarde
Icvulde Doos van myn Vriend ontving, met bericht, dat dit de rechte t ie-™ Jai.
ren van den Neushoorn-Kever waren , hadden wel eene diergelyke koleur, Mimaar
hunne geftalte was gantfch rond , en met twee fpitze punten voorzien;
dit brafft my in twyffel , of het ook wel de waare Eieren mogten zyn. Ik
had naamlyk iiit de Afbeelding, door Swammerdah vati deze Eieren gegeeven
, befpeurd, dat de aldaar vertoonde met die van de 11'<= Fig. gelyk
waren; en teffens uit zyne befchryving gezien , dat de Eieien der Regenwürmen
in twee puntenuitliepen, en zo veel als tweepoolen hadden. bchoon
hy 'er nu byvoege , dat die Eieren langwerpig rond zyn, en eene bleekseele
koleur hebben , die eenigzins in 'tgroene val t ; en ikzulksaan demynen
niet befpeurde ; wierd ik daar door echter in een denkbeeld gebragt , dat ik
niet de iaaftgenoemden , maar de eerftgemelden voor Neushoorn - Kever-
Eieren had te houden. Ook vond ik , niettegenilaande, dat ik de Aarde,
die met Run vermengd was, vlytig van alle Regenwormen , die zieh daar.
in ophielden , zuiverde , evenwel geduurig nog nieuwe Regenwormen ;
fchoon ik 'er geene andere Eieren in ontdekte.
JHoe
lang de Eieren liggen moeten , eer dat 'er de Wormen uit voortkotnen,
dürft Swammerdam niet vaft ftellen ; echter zegthy, dat men de
jonge Wormen reets op hfet einde van Auguflus kan vinden. Ik had rnyne
Wormen al een geruimen tydlang bezeten, wanneer ik de Doos, waarin ze
waren, eens cmftörtte, en alles nauwkeurig doorzocht ; om te zien , of'er
ook alrede eenigen in Poppen veranderd waren. Dit gedaan hebbende, vond
ik ettelyke kleine Wormen , die my, na eene n.iauwkeuriger befchouwing,
genoegzaam toonden , dat ze niet anders dan Wormen van jonge Neushoorn
Kevers waren ; die onfeilbaar by my iiit de Eieren moeften voortgekomen
zyn ; 't welk my gevolglyk overtuigde, dat, onder de tweeerleie bovengeinelde
Eieren, de eene foort zekerlyk Eieren van Neushoorn • Kevers
moeil v/ezen ; want ik hebbe, hoe naauwkeurig ik ook toezage, geen derde
foort gevonden. De Fig. der VP= fab. vertoont deze kleine Wormen. Hf. i .
Eenigen tyd daarna vond ik 'er weder een van die grootte , als de Fig. „_
aantoönt; doch de meeflen waren , toen ik ze eerflmaal zag , zo groot ,
als ik dezelven in de en 4.''= Fig. afgebeeld hebbe. De eerften van Fig. Fig. 3.
3. rnöeiten nog eens vervellen ; en de laatften Fig. 4. waren al naby de cii 4.
Verandering, Volgens dezen zullen wy nu'dien Worm eens wat nader befchouwen
en befchryven.
K 2 §. 6.