f r . i m 7<S
Tili. VI.
E E R S T E CLASSE
§. 6.
I n den eerflen opflag fchynt dezelve den Maikever • W o r m zeer gelyk te
zyn ; ook kwam ik, toen ik, by de opening van de doos terilond een Wor m
der grootte van de 3''« Fig. te zien kreeg , byna tot die gedachten , dat my
d e verkeerde Wormen toegezonden waren ; doch my fchoot teftens terilond
t e binnen , dat hy , voigens myne verdeeling , zo wel eenige gelykheid met
d i e n , als ook met anderen dezer Claile, hebben moeil;; en dat 'er , zo hy
al niet grooter wäre, echter nog wcl eenig onderfcheid aah te vinden zou
zyn. Uit viel ook zo uit ; na dat ik 'er een ter grootte van de •i-''' Fig. gevonden
had ; waar omtrent ons nu het volgende ftaat aantemerken. Zyne
g r o o t t e zou mogelykwel drie duimkönnenhaalen, ingeval l e hy in eene rechte
linie tiitgeftrekt iage ; ja zelfs wordt hem, door SWAMMERDAM, de dikte
van een duira , en de lengte van vier dttimen, toegefchreeven. Zyn Kop is
z o geel-bruin niet, als die van den voorgaanden, maar altoos blinkend donk
e r - rood • b r u i n , en daar by vol ingedrukte punten. Zyn Tanggebit is byna
z w a r t ; doch de andere deelen van den bek , benevens de voel- en vreetfpitz
e n , komen in gedaante met die van den anderen overeen. De drie paar
P o o t e n , welken htmne inleding hebben onder de drie eerfle ieden van 't lyf,
e n uit drie of vier afzonderlyke leden beftaan , zyn, even als by de andere
W o r m e n dezer ClaiTe, geel-bruin van koleur, en met diergelyke hairtjes bez
e t ; mitsgaders aan 't uiterile lid met een enkelvoudigen , haakvormigen ,
of eenigzins krommen klaauw voorzien ; welke, benevens het T anggebi t , den
W o r m ter ingravinge in den grond dient : want als men hem uit de Aarde ,
c f uit den Run, ophaalt, graaft hy 'er zieh, door middel van zyn Kop en Poot
e n , terilond behendig weder in. Deze Wor m heeft o.ok, ter weder zyde,
eene zo langkwerpige, ruitvormige, rood - geele vlak aan den hals , als de
g r o o t i l e Goudkever Wor m van Tab. II. Fig. i. en 2. De negen Luchtgaten,
of Spiegelpimten , ftaan wel ter wederzyde ook in hunne gewoonlyke orde,
c p rond verheven bulten ; maar ze zyn hier veel grooter dan aan den Schröter-
W o r m ; boven dien gantfch rond, en zo donker rood-bruiii als d eKo p ; doch
in het midden vertoonen ze zieh iets helderer. SWAMMERDAM zegt wel,
dat de luchtgaten meer boonvormig dan rond zyn ; doch naarmaate dat de
W o r m zieh uitilrekke, verändert deze hunne gedaante ^ die ik doorgaande ,
als gantfch rond, waargenomen hebbe. De grondverwe van 't gantfche lyf is
helder Okergeel, maar iets donkerer dan aan den Schröter.Worm;enaanden
D a r m z a k , alwaar de huid gefpannen ilaat, daar de zwarte dikke- en rechte-
D a r m door heen fchynt, valt die koleur iets in 't graauwe. Hier tegea ziet
m e n , op de overige ringen of leden , behalve de gewoonlyke inkervingen ,
nog veele andere byvouwen en inkervingen ; en voorts is deze W o rm, den
geheelen rüg Over, tot aan den Zyden-wrong, met ontelbaare körte en tedel
e , geelachtig-roode hairtjes bezet.
r .
A A R D-K E V E R. S. T d . VI.
§. 7.
Hoe lang zodanig een Wor m noodig hebbe tot zyn volkomen wasdom ,
kan ik niet bepaaldlyk zeggen ; maar vermits ik, nu reets twee jaaren lang,
een aroot getal van dezelven in 't leesen behouden hebbe , zo geloove ik ,
dat hv 'er wel vyf jaaren toe noodig heeft ; het welk de ondcrfcheiden groott
e waarin men ze op een zelfden tyd ziet , ook eenigermaate aanduidt.
SWAMMERDAM is van het zelfde gevoelen : want na gezegd te hebben ,
dat hy diergelyke Wormen meer dan een jaar in den Run onderhoiiden had,
zo v e r v o kt hy aldus : en daar uit beßuiie ik, dat, •mameer een zo gmle ¡Vorm,
na dat by volkomen •jolmjfen is , nog een gantfch jaar leeiien kan , de jonge en nog
nitt volwajfen tVormen eenige jaaren lang moeten grciien , mor dat ze htm volkomn
msdom bereiten. Het is , inderdaad, iets wonders, dat ook die lVorm,waar
mt bet Kever-aas voottkomt, by de drie jaaren noodig heeft, eer hy daann verändert;
fcboon by na de -oerandering van gedaante pas vyf tiuren leevc. Die zeltde
Schryver heeft nog eene andere eigenfchap aan onzen Wor m befpeurd ; die ik
niet wel kan nalaaten hier mede aan te haalen. Hy zegt naamlyk : het gefchiedt
dikwyls , dat de Run, of het Hont , marin onze IVormen zieh onthouden ,
¡11 entileeking geraake , gelyk het natte Hooy, en eindelyk zeer heet mrde. Maar
de Wormen kreunen zieh des niet; mant hoe warmer hunne Wloning ts , hoe beter
zy zieh daar in hevinden ; als zynde dan veel gezonder , frifcher , en moediger j
ook byten ze dan by de aanraaking fchielyker en flerkcr van zieh; daar ze anders sohoosaartig
niet zyn, en zieh gemaÜyk laaten behandelen. Hoe dikmaals , voor t
overige , onze Wor m van huid verandere , zulks heeft S w A M M E R D A M met
waargenomen; waartegen hy de vervelling , zo van dezen , als van andere
Wormen . naauwkeurig befchryft ; derhalve zal ik 'er hier ook nog iets van
bybrengen. Onze Wor m verwifTelt, niet alleen zyne buitenile huid, maar
hy verändert ten zelfden tyde insgelyks de huid van den Slokdarm , een gedtelte
van de Ma a g , en de binnenfte oppervlakte van den rechten Darm. Eenige
honderd Luchtpypjes of Adertjes, leggen als dan ook hunne dünne ea
tedere huid a f ; de Kop verdeelt zieh in drie deelen , en verändert desgelyks
zyne huid; en zo ook de Lip, de Tanden , de Voel- en Vreetfpitzeü ,
benevens de Pooten.
By deze uiterlyke befchouwing van onzen Wor m , zal iü thans ook nog
iets van zyne inwendige geftelteniffe voegen. Ik wil wel bekennen , datik
het , in de ontleding der InfeSen , nog niet verre gebragt hebbe; te meer,.
a l z o i k van diergelyke Inilrumenten, welken zo teder zyn, dat men, om ze
fcherp te maaken , een Vergrootglas noodig hebbe , hoedanigen S w A M M E ITDAH
by de ojitlediag der InfeSin gebruikt heeft , niet voorzien ben : maar