n t í u ' - ' ?
78 E E R S T E CLASSE
%
a
T.ui.VI. aaiige-.ien deze vlytige Nataur onclerzoeker de inwendige geftelteiiis van onzen
Worm naauwkeurig befchryft , zal ik 'er ooi<, zo verre het noodig is ,
iets lût zyn Werk van aanhaalen. Oin dezen Worm des te beter te können
ontleeden , heeft hy denzelven of in Wyngeeft, of in Water , dat iets meer
dan laauw was, laaten fterven, en'er hem eenige uuren daarna weder uitgenoraen.
Toen ik dit nu insgelyks deed , zag ik, dat de Worm nog eerder
in 't warme Water , dan in den Wyngeeft Ilierf. Het hart, längs den
rüg gelegen , ftrekt zieh als een Kanaal of Pyp uit, tot aan den laatilen
r i n g ; alwaar het, gelyk de Watervaten (vajh lympbanca} knobbelig wordt.
Wanneer men nii den Worm daar ter plaatzc opent', zo zict men, na de iiitlooping
der waterachtige vochtigheid, door Sw a hme KD am het Bloed ge.
ncemd, eenige vezelen ; die de leden van den Worm beweegen , en op verfcheiden
wyze van 't eene lid tot het andere gaan. Diergelyke Vezelen liggen
ook in de lengte aan het hart, waar in ze ingeplant zyn ; dienende om
het zelye, als zo^ veele koordjes, open en toe te trekken. Het hart is, naar
't uiterlyke aanzien , niet anders dan eene lange vliezige Pyp, welke voor
aan 't lyf zeer eng is; omirent het midden wordt ze vervolgens , gelyk een
knoop , enger ; daar op verwydert zy zieh weder ; en eindelyk wordt ze
aan 't achter einde, onder het dertiende lid, zeer naauv/. Indien men nii de
huid verder opent, dan komt het vet te voorfchyn, datait ontelbaarekleine
kogeltjes^, van gedaante als Zandkorreis, beftaat ; die op tedere doorzichtige
vliesjes zitten, en dus het zien der innerlyke deelen belettea. Dit Vet, het
welk de Auileur nogbreedvoeriger berchryft, hebbe ik in den Sehröter-Worm
menigvuldiger, dan in dezen Neushoorn-Kever-Worm aangetroiïen. Opeene
dergelyke wyze als het Vet deze innerlyke deelen bedekt, zo doen het ook
de I.uchtpypjes , die uit de achttien Liichtgaten voortkomen , en zieh in
ontelbaare Zyd-takjes verdeelen; invoege dat 'er geen deel des Worms zy ,
waarin niet eenigen van dezelven iiitloopen ; ja zelfs zyn 'er de fpieren, de
harlTens, en de zenuwen van voorzien. Het fchynt derhalve, gelyk de Schryver
zegt , als of deze Worm, en de overige foorten der Infeäen, meer door
eene fyne lucht onderhouden worden , dan de groóte en bloedryke Dieren ;
of men moefte beweeren , dat de lucht zieh by dezen door de Long met het
bloed vermengt, en met het zelve door de Pols aderen in alle de deelen des
lichaams gebragt wordt; welke meening ook niet geheel onwaarfchyniyk is.
Voor 't overige loopen alle die Luchtpypjes in den Worm gelykmaatig uit,
en hebben geene afgedeelde blaasjes ; dezen vindt men alleen in den Kever.
Wanneer voorts de geheele Worm,door defnyding der huid, geöpend wordt,
danvertoont zieh deMaag,welke het gantfchelichaamsbykans vervult. Zybeüaat
uit eenige huidjes of rokken en kringswyze vezelen, door welken het gene
, dat zy in zieh bevat, in beweeging gebragt wordt. Men vindt dezelve
ook altoos, behalve wanneer ze van huid verändert, met gekaauwd Hout Of
Knn gevuld; en dewyl ziilks menigmaalen door de huid heen fchynt, zo ziet'er
de
DER A A R D.IÎ E V E R S. Tab. VL 79
de Worm dikwils blaauwachtig, en zomwylen roodachtig uit. Deze Maagx.us.vi.
is, ter piaatze daar ze by den Mond een aanvang neemt , en den Slokdarm
maakt, zeer eng; maar kort daar op wordt ze wyder, tot dat 'er eindelyk de
bovenmond of krop van de Maag op volgt; en hieris de Maag, naarvooren
toe, met omtrent zeventig tandvormige deeltjes bezet , die van ongelyke
lengte zyn. Alle deze deeltjes ontlaften zieh in de Maag-, even als het Paiicreas
(Alvlees, of Klierbedde,) by de Viflchen , zieh ontlail in den naaft aan
de Maag liggenden Darm. Wat verder ziet men twee-en-twintig andere
witte klierachtige Pypjes, die naar achteren fpits toeloopen; en eindelyk wordt
men , aan 't onderfte deel der Maage , tegen Over 't begin van den Pylms
of Portier , wederom dertig zodanige Pypjes, van ongelyke grootte, gewaar,
welken fchuins en binnenwaarts loopen , zieh ook in de Maag ontlas-'
ten , en mst hunne fpitzen voorwaarts gekeerd zyn. Uit de andere deelen.
van de Maag , welken , zonder afbeelding, naauwlyks te befchryven zyn ^
loopen insgelyks ontelbaare luchtpypjes in dezelve ; daar en boven ziet men
aan de zyden van de Maag nog v'ericheiden opgezwollen en faffraanverwige
Vaatjes ,"die zieh in eene cierlyke en fchoone orde vertoonen. Ter piaatze
daar de Maag by den Portier eindigt, wordt men een kleine, enge en körte
Darm gewaar, die zieh voorts uitbreidt in een grooten, dikken , doch ook
körten Darm ; welken men , wegens zyne overeenkomende gefteltenis met
eens menfchen Darm , den dikken Darm zou können noemen. Men vindt
dezen Darm gemeenlyk met veel dreks gevuld , die in gedaante met de rotte,
keutels overeenkomt, Deze zodanig metdrek gevuldeDarm brengttewege.dac
deachterile Leden des Worms dermaate gefpannen ftaan , dat ze glad en blinkend
fchynen : en dewyl de Worm daar ter piaatze geen vet heeft, zo fchynen
de Zilververwige Luchtpypjes, die op dezen Darm verdeeld liggen, zeer
fchoon door de huid heen. Die zelfde Darm buigt en kromt zieh eenigzins- -
naar de Maag toe, en eindigt aldaar in een naauw Pypje, dat, recht onder
den Darm liggende , ten aanzien van deszelfs gedaante, inleding en gebruik,
de rechte-öf Aarsdarm genoemd kan worden. Alles wat hier van de Maag
gezegd is , hebbe ik ook in een geöpenden Worm gezien ; en een ieder die
ziilks raet eigen oogen begeert na te gaan, behoeft Hechts zodanig een Wor m
open te fnyden ; doch hy moet in 't openen wel zorg draagen, dat hy de
Maag zelve niet kwetze, dewyl anders alles , door het daar uitvloeiendezwarte
Sap, bedorven wordt..
9-
Het geen 'er nu verder volgt, is veel moeilyker waar te neemen, ook hebbeik
'er niets van können te zien krygen; en , alhoewel ik geloove, dat men,
door de oeffening en veelvuldige opmerkzaame befchouwingen , met goede
Vergrootglazen , deze byzonderheden wel zou können leeren ontdekken ; 'er
zal nochtans een goed deel Swammerdamfch geduld toe noodig zyn. Dit verder