44 E E R S T E CLASSE BEH
A A R D-K E V E R S. Tab. II. 45
TAB. IL ven voonien is: Oiider dezulken iiu , die geen vaften tyd hebbeij, is ool
deze onze Goud-Kever te rekenen : want hy wordt gemeenlyk in ieder der
drie opgenoemde Jaargetyden ge^onden ; en die is daarenboven nog zo
onregelmatig , dat men niet eigenlyk zeggen könne , in welken tyd öf in
welke Maand hy het zekerite of het meelte te vinden zy. Doch uit welli
een Worm hy voortkome , waar hy gevonden worde, waarin zyn voedtel
t e f t a a , en op hoedanig eene manier zyne Voortteeling gefchiede , daarvaa
zal ik, voor zo veel my de ondervinding zulks beeft geleerd, een omftandig
bericht können mededeelen.
§• 3-
De Worm, die in een Goud-Kever verändert , is alle Jaaren , op verfcheiden
piaatzen , van allerhande grootte , in't Voorjaar, in den Zomer,
en in den Herffl, te vinden ; en veelen derzelyen hebbe ik in Mai , ook
naderhand in de Zomermaanden , en wel in een grooter getal , gekreegen.
Hy onthoudt zieh zomwylen in de holen der Eikeboomen , die van onderen
niet alleen verrot, maar ook met aarde gevuld zyn ; en hy verkiefb insgelyks
wel eens andere dorre en verrotte houthoopen tot zyne wooning. Jk
hebbe 'er ook eens eenigen in een bofch onder een fleen gevonden ; doch
het allerzekerfte zyn ze onder de groote Mieren - hoopen te zoeken, en mei
zal ze daar ter piaatze altoos het meefte vinden. Dergelyke piaatzen zjii
boven anderen het beft tot hun verblyf gefchikt ; nademaal zy 'er altoos
te gelyk eene Voorraad kamer vfnden, die hea geen honger laatlyden; doordien
hunne fpyze alleen in vervuild hout en wortelen beflaat, die in de
aarde liggen : waar door ik 'er ook zeer veelen, tot aan hunne verandering
daar mede gevoerd en onderhouden hebbe; wanneer ik, naamlyk, eenige
glazen met aarde, en eenig verrot hout daar onder gemengd, vulde; waarin
myne Wormen zieh dan wel haaft begroeven. Maar dewyl ze de Mierenhoopen
't lieffte hebben, is 't niet te verwonderen , dat het Wyfj e van den
Goud-Kever zyne Eieren vooral daar onder zoekt te brengen , en diep te
begraaven. Want het is allen Liefhebberen der InfeSen genoegzaam be^
kend, dat ieder Infefl altoos de bekwaamfte plaats voor zyne Jongen weet
uit te kiezen. Deze Eieren gelyken volkomen aan de üieren der ]\3ai - Kevers;
het daar in zittende jonge broedzel komt eerib, na drie of vier wecken
, uit; en is, na de geboorte, behalve de grootte , in niets van de volwalfen
Wormen te onderfcheiden.
§• 4.
Hoe lang nu zodanig een Worm, die geen gebrek aan goedvoedzel heeft,
noodig hebbe, eer hy volwaiTenzy, kan ik niet vait bepaalen. Ondertiisfchen
kan ik echter verzekeren, dat ik. deze Wormen twee ä drie jaaren lang
^ 1, K^P 7onder dat ze veel in wasdom toegenomen wa- TAB. If.
gevoerd en bewaard hfbbe, zonder dat ze v g.hepz e l en zy verandefan
, en zonder dat ik f , O o k kan het wel Weesen
zouden: want zy "^^Xhoo^^^ oorzaakvan dezenlangkzen,
dat het gebrek aan ¿""Hk van gedachten w : . a amenWa sdomg ewe e i t i s , d w ^ a s , dat ze z i egh„,e >geenlydke
.de Ma.-Kever-Wormen, rna de^ w^ der eerflen, welken ik verzameld
.gras geneerden; '1 " „rtuiad Do c h wat hier van ook zy , ikben
had, van het tegendeel overtmgü wiera^^ drie Jaaren noodig heeft,
gevoelen, dat deze Wo m mee, dan wee o ^ ni e t%o n d e r
eer hy. in ^^^^ever verande „ade r bewyzen ; fchoou
.gtond is, zal ik miflthien in t vervoig .. f, verfchiliende grootte
fk oordeele , dat in alle varme Maanden des jaars.
dezer Wormen, ^L e n en ià™„derheid in de Mieren - hoopen,
altoos op de voornoemde ^lles, wat in hunne hoo- - Ei-
:«e geraamtens "d o ^ . gaten doorboord " S r SSI:: i s i J s i s s S i i o ' k e n - die zieh altoos diep in de aarde begraaven , enwel meeft hun verb
W veftisen « r pkatze, dÌ^ar het oude hout begint te rotten : ook weeten
, diie Ä e n T b y eenn'aderendgeva^ wel haaft nog diaper m de aarde te
booren.
§• 5-
Dezefoort van Wormen !s met anderen hierin ' '^'¿eft
ook zo menigmaalen als die van huid veranderen ; doch daarentegen heett
zeditbyzondere, dacze, volwaffen zynde , met even groot zyn. De
d e i n - Ta. vertooMons zodanig een Worm, die, mtgerekt, naauw- o
i y ! ; anderhalve duim lang is; en de tweede ftelt ons een anderen voor
die van de grootfte foort, en wel 2 duimen lang is en gelyk hy den vorigen
in de lengte overtreft, zo verfchik hy ook merkelyk in de dikte van t
Wf. Van deze beiderleie foorten hebbe ik "er veelen, met alleen m de Mierenhoopen
, maar ook beneden in de verrotte en holle !• ikeboornen gevon-
. den ; echter zyn ze, uitgenomen de grootte, zo wel m de ujterlyke gettai-
• te, als koleur, elkander zo volkomen gelyk, dat er met het mmfte.onderfcheid
tuifchen dezelven te vinden zy. In den eerllen opllag zou lemana
' können vermoeden , dat ze met de voorige Mai • Kever • W o rme n volkomen