• j / i - i l i!
• 'I -»i.V/'KF'Sjt 1 ; I
« 1
Hfly; s I :
I
» r
IjVSIlCTORUJ^AQUATILIUFi ClASfT.f /
DER W A T E R-I N S E C T E N. Tab. III. i 6 i
ons dezelven in hunne natuurlyke grootte; ze zyn bleek-geel van koleur, en Tab. III.
langkwerpig rond. Na dat ilc hierop nu de Kevers van de Eieren afgezonderd
had , en dezen telkens naauwkeurig in acht nam, zag ik, na verloop van naaiiwlyks
J4 dagen, eenige zeer kleine Wormtjes in 't water ; die zieh vlytig herwaarts
en derwaarts bewoogen ; ja zelfs zag ik 'er veelen, die bezig waren
met uit de Eieren te kriiipen. Dus wierd het water in het glas op denen dag
gantfch levendig; en na dat deze kleine fchepzekjes , waar van 'er eenigen in
de Fig te zien zyn, acht dagen oud waren, hadden zealredediegrootte,
dat ik met het bloote oog bemerken konde , dat het werklyk die Wormen waren
, omtrent welken ik te vooren zo veele vergeeffche proeven genomen had.
liiltJU^ji
51':
3-
Nu was ik uit dien hoofde genosgzaam verzekerd, datmynWormeenWater
Kever-Worm was; en derhalve hoopte ik ook, dat ik 'er'gewis den Kever
zdven uit krygen zoiide; en wel te meer, dewyl de verandering van den eeri
t e n , dien ik Tab. I. befchreeven hebbe , my reets kundig gemaakt had, op
hoedanig eene wyze ik 'er mede handelen moeft; en my ook wel dra te binnen
fchoot, dat hy zieh insgelyks met andere , doch kleinere, Water-Inreften
voedde. Met dezen onderhield ik myne jonge Wormen, tot dat ze geheel volwaffen
waren: en fchoon ze intullchen verfcheiden maalen vervelden, kon ik
toch niet zien, dat ze, uitgenomen in grcote, eenige andere verandering ondergingen.
De hoogfte lengte, welke een der groot i len dezer volwaffen W o r - „
men verkrygt, beloopt zelden meer dan i i duim. De 3''= en 4''= vertoo-e/4.
nen ons een paar dezer Wormen. Hun lyf, dat in 't midden op zyn dikfteis,
en naar achteren Ipits toeloopt , is voor 't overige tamelyk r ank, en fchoon het
eene ronde dikte fchyne te hebben, is ' techtermeerbreeddanrond. Deleden
van het lyf zyn door de inkervingen zodanig van elkander gefcheiden , datze
zeer duidelyk geteld können worden ; doch het langile en dunile derzelven
roaakt den hals uit. De kop van deze Wormen vertoont zieh niet groot , en
is van vooren wat breeder dan van achteren, alwaar hy zyne inleding aan den
hals heeft, en daarby tamelyk plat. Op deszelfs midden ftaan van boventwee
zwarte vlakjes achter elkander; ook wordt men aan ieder zyde een vlakje gewaar;
doch deze laatften zyn niet andersdandebeideoogen : want deze Wo r m
kan zeer fcherp door het water zien ; en deszelfs oogen fchynen van ettelyke
zwarte puntjes te zamen gefteld te zyn ; ook is 'er achter ieder wederom een
klein ftreepje te zien. Van vooren heeft de kop eene körte Vang-tang, welke
de Worm meefl: gedooten houdt; van binnen in die tang ontdekt men een
paar körte, en na by de oogen een ander paar iets längere Vreet- of voelfpitzen.
iiSli:
aA Deels ifle Stuk. X
re nii!''.: •