D E R A A R D - R E V E R S . 23
5 CAKABAEOR UMlìlRRKS TRIUMPRAEE CJASSIS I.
. ßaitr.t
niet alken in grootte en koleur , niaar 00k in maakze!, van on-f
derfcheiden. Men ziet hier uit de voorgeftelde Figuur , dat zyne'^'
Vieugeldekzels niet glad, maar mec veele tedere ingedrukte flippen,
en met ettelyke in de lengte loopende gladde ilreepen vercierd zyn.
Hat borstftuk heefc eenige verheven randen, door welken de tusfchen
beiden zynde befprenkelde verdiepingen , als met lysten,
omtoogen zyn. De Hoorn, welken-deze Kever op den iiop draagt,
is niet rond , gelyk die van den onzen , maar heeft \van vooren
en van achteren eene raeer platte dan ronde vlakte, die tot in de
fpits van denzelven uitloopt. De oridervlakte van .'t lyf en van den
kop is, voor 't overige, hier 00k met roodachtig-geele hairendigt
begroeid, die insgelyks aan de bovenfchenkels der zes pooten gevonden
worden ; en deze laatften zyn met de noodige haaken en
klaauwen tot het graaven, even als de overige foorten,voorzien.
S- 17-
N a dat we nu eenigen der grootile Uitheemfche foorten van Kevers,
en twee kleine Inlandfchen befchouwd hebben ; zai ik 00k nog eenige
anderen onder 't 00g brengen ; doch van welker Verandering ik niet
veel zeggen kan, dewyl z e , zo wel als de voorigen , vreemdelingen
b y ons zyn. Ik zal echter van deze Kevers nog eenig gewag maaken,
om dat ze, uit hoofde van de door my opgegeeven algemeene
kentekens der in 't byzonder zogenoemde Aard-Kevers , tot deze
Clafle behooren. Dezelven beftaan in acht foorten , en de Tab. B.
vertoont ze naar 't leven afgebeeld. De eerfte is
Een zeer zonderlinge, gehochelde en dikke, groen-blinkende
K E V E R , die mee kleine Hoornen op den kop draagt.*
%. 18.
D e haaken, die aan beide de voorile pooten van dezen Kever gezien
worden , geeven idelyk te kennen , dat hy tot deze Eerile^f ,
Clafle
* RFCZ™ Kever M I M A S (zìe zyn Syfl. /VIT. Cl. V. Ori.
• h ó i d f ' l t ' p i ™ '•y" ^erblyf hceft in Zaid-America. Ik
gemamde Meilkevcis, IG den Meli der viervoetige Bieren, en ivOTalin denKoemelt