f '
C î E E R S T E CLASSE
TAB. IV. en naar maate dat de Worm zieh beweege of ademhaale , beweegt zieh ook
dit hartvormig deel uit- en inwaans. Dit nu , benevens de grootte , is 'c
voornaamfte, waar door deze Worm van de overigen dezer Claife onderfcheiden
kan worden. Aan den grooten rondverwulfden Kop heeft hy , gelyk de
anderen , eene ilerke, fcherpe en zeer harde Byttang; welke binnen-waards,
ter wederzyde, met nog eenige by • takken bezet i s , en die , benevens de
middel-lip, eene donker zwart-bruine koleur heeft. Met deze t'ang kan hy
z o ilerk toebyten, dat hy aan een ftukje houts, 't welk hy met dezelve vat,
om hoog geligt wordende, 'er lang aan könne blyven hangen. Onder
deze tang zyn nog een paar leenige en uit verfcheiden leden beftaande
Vreetfpitzen te zien; en tulTchen dezen ftaat nog een paar kortere ; die echter
uit hoofde der ligginge, welke de Worm in deze figuur heeft, niet in 't
c o g Valien. De zes pooten, die elk uit vyf leden beftaan , hebben aan 't
uiterile einde een kleinen klaauw, en zyn Oranje-geel van koleur. Degrondverwe
van 't lyf, dat zeer blinkend is, valt by den tegenwoordigen Worm
tamelyk bleek, en Zeemleerof Stroo geel; maar op de zes laatfte leden,
op een na, o|> den rüg in 't graauwe. De boven en ondervlakte van 't lyf
worden door een opgeworpen bobbeligen wrong van elkander onderfcheiden;
die zieh ter wederzyde , van den Kop af tot aan het laatfte lid, uitftrekt.
Op de bobbels van dezen wrong zietmen de negen Spiegelpunten , of Luchtgaten
, die niet zeer groot en bruin van koleur zyn Wanneer deze Worm
de volkomen grootte bereikt heeft, ligt hy meerendeels altoos zo gekromd;
om dat hy zieh niet meer, gelyk in zyne jeugd, kan uitftrekken ; hoewel hy
zieh in die gedaante geduurig, op eene zeldzaame wyze , van de eene zyde
op de andere wende en keere. Die zelfde kromme ligging belet ons , de
lengte van den Worm ten naauwkeurigfte op te geeven ; nochtans zal hy
in die grootte , zo als 'er hier een afgebeeld is, wel vier duim können haalen
: doch het gebrek aan voedzel is eene oorzaak, dat veelen derzelven zo
groot niet worden.
S- 5-
In den tytel van dezen Hart - Kever hebbe ik onzen Worm den grooten
H o u t - W o rm genoemd , fehoon hy niet in 't Hout leeve , maar 'er alleen
zyn voedzel van trekke , en in de aarde woone. Doch hy is eene foort dier
Wormen , welken de ouden Coßis noemen , en dien de Duitfchers den
naam van Hout-Worm gegeeven hebben : gelyk ook Swammekdam hem
in zyne taal i/miam« noemt. Deze haalt, by de befchryving van den Worm,
waar uit de Neushoorn Kever voortkomt, ßiljl Nat. T. l.png.^2^. uit Pli-
N i u s aan, dat de Ouden diergelyke Wormen voor eene lekkere Spyze gehouden
hebben; ook voegt hy 'er by , dat het Wormen geweeft moeten zyn,
uit welken de groote Revers voortkomen; en de eigen woorden van P l iniüs
bevefligen zulks; nademaal hy zegt : Fragrandesque reiorum delicatiore ßmt in
cibo:
DER A A R D - K E V E R S . m.IV. es
ao-. coiïm'Mant, Nat. Biß. IM. XVII. f H- Hy noemtze , ter de-T.«.lV.
7er nlaatze, de zeer groote Wormen der Steen - Eiken , die buiten twyffel
onze Schröter-Wormen zyn; dewyl 'er bezwaarlyk grooter Wormen der
Eiken gevonden zullen worden ; ook können dezelven wegens hunne vettigheid
finaakelyker zyn , dan die der Neushoorn - Revers. Ik hebbe naamlyk
den Worm van een Neushoorn - K e v e r eens geöpend , om te zien , of zyne
MaaE en Gedarmte zodaniggefchikt waren, als SWAMMEKDAM dievoorftelt
• en alles ook zo bevonden. Daar benevens hebbe ik een Schroter-
Wortn, dewyl dezelve, volgens het uiterlyk aanzien , alleen door de grootte
van den bovengenoemden onderfcheiden is , insgelyks geöpend : doch hier
waren de Maag en de Därmen gantfch anders gefteld , en ze lagen geheel m t
vet begraaven; echter kreeg ik geen trek om 'er de proef vante neemen,hoe
zy fraaakten. En gelyk de Heer FoNTENELLEniet gelooft, ( Zie Hiß. de
l'ylcad. des Sciences, Année 173Ö pag. 35- idit. Jmßerd.) dat de nieuwsgierigde
en kloekmoedigfte Philofooph ligt beQuiten zal om Rupfen te eeten; zo'
kan ik my ook niet verbeeiden , dat iemand in onze dagen trek zou hebben,
®ra met de Ouden de Schröter • VVormen te nuttigen : te minder, yermits men
dezelven tegenwoordig , voor zo veel ik weete , niet eens meer in de Heelkunde
gebruikt ; fehoon de Ouden fchryven, dat ze alle Zweeren , inzonderheid
de invreetende Mondzweeren , geneezen ; wanneer men dezelven tot
poederbrandt, met een gelyk gedeelte van Anys en Oly vermengt, en hec
befchadigde deel daar mede beftrykt.
§ 6.
Zo dra deze Worm, na ettelyke reizen van huid veranderd te zyn, de volkomen
grootte bereikt heeft, zoekthy, in de plaats van zynverbljf, onder
de aarde, een niet zo zeer zandigen als wel lymachtigen grond ; en daarin
vervaardigt hy, door behulp van zyne Byttang en Pooten, een ovaal ronden
Bai ; die van binnen gantfch glad en gepolyft is ; mitsgaders zo veel riiimte
heeft, dat 'erde Worm bekwaam in liggen, en voor alle aanvallen van andere
Schepzelen veiiig in ruften kan. Zodanig een Bai is altoos veel harder
envafter, dan de aarde, waarin hy gevonden wordt; des het fchjne , als
of hy van I'ot aarde gemaakt en gebakken wäre. Dit doet my , als zeer
waarfehynlyk. vaftftellen, datde Worm, by de toebereiding zyner Wooningeonder
de aarde , te werk ga, gelyk de Rupfen ; die, by het infpmnen een
kleverig fap, dat ze by zieh hebben, onder haar fpinzel mengen ; en dat de Bai,
door middel van dit vocht, naderhand deze zyne hardigheid verkrygt.' In
de Fig. zien wy zodanig een geöpenden Bai, die echter , om de weinige Fisrnimte
van de Plaat, hier veel kleiner verbeeld is, dan hy in de natuur gevonden
wordt : aangezien de kleinfte Worm dezer foorte, die, of een Wyfje,
of uit gebrek aan Voedzel zo klein gebleeven is , altoos eene grooter
Wooning voor zich-toebereidt ja zelfs zyn 'er Ballen onder, die in de leng-
: ,i!i;