i.'iiB 111
IS4 B E R S T E CLASSE
TAB. II. hadden, de grootte iiitgenomen, dezel-fde gellalte van den Worm, hierin de
jiie dezer Tab. afgebeeld. Doch dewyl ik de groote en kleine Wormen
F^S-1. Ji^ gj^s [e zamen had, en de zwakken door de ilerken aangevallen en uicgezoogen
wierden, zo was ik genoodzaakt, om dezelven, indien ik zebehouden,
en myn oogmerk bereiken wilde, van elkander af te zonderen, en aan
ieder de noodige fpyze te bezorgen. Vermits nu deze Water-Worm, met betrekking
tot zynen oorfprong, wasdom en vervelling , in niets van den voori.
gen onderfcheidcn is; zullen wy ten eerften overgaan totdeszelfsbefchryving;
waar uit blyken zal, dat hy, ten opzichte zyner gellalte, zo wel van de voorigen,
als van de volgenden , verfchille.
S. 2.
Zyne grootile lengte loopt wel tot twee en een halven diiim ; en bygevolgis
hy een goed deel langer dan de andere. Wanneer men dezen Worm flechts
oppervlakkig wilde gadellaan , zou men hem ligt voor den eerilen aanzien;
maar eene naauwkeuriger befchouwing zal ons weldrahetvolgendeonderfcheid
aanwyzen. Zyn Kop is, naar gerade van 't lange lyf, nietzo groot,vanvooren
niet zo rond, en 't achtereinde des Worms is wel met tedere puntjes , maar
geenzins fchulpswyze, vercierd. Over het midden van den kop loopt een paar
linitin, die voorwaarts in twee donkere nevens elkander ilaande punten eindigen.
Ter zyden van dezelven worden zes byeen ftaande , kleine, zwarte
puntjes, als oogen, gezien; doch hier ontdekt men daar onder, terwederzy.
de , geen lange fprieten, gelyk 'er zieh by den eerften Worm voordoen; maar
'er komen alleen twee körte fpitzen te voorfchyn. De lange Sprieten ftaan hier
onder de Vang-Tang, welke aan dezen Worm van achteren breeder, en van
vooren met bruine punten voorzien is. Van binnen in de Vangtang, tuüchen
de lange fprieten, ziet men nog twee anderen,' die korter zyn ; en de voorfte
rand van den kop heeft drie fpitze uitfteekzels, wier middelile ik voor den Ziiiger
houde.
§• 3-
Laat ons nu verder het lyf van dezen Worm befchouwen , dat, gelyk by
den voorigen, door een dünnen hals met den kop vereenigd is. De Streep ,
die by dezen Over het midden van den rüg loopt, is breeder , dan by de eerite
foort, en de koleur vertoont zig geheel anders. Want gelykdekop,hettanggebit
en de hals donker oker-geel zyn, zo is ook die koieur voornaamlyk aan
den breeden ruggeftreep en aan de zes pooten te zien. Van de leden, waaruit
het lyf beftaat, is het eerile 't grootile, en ook van 's gelyken donker oker
geel; waar tegen de grondverwe der overigen , behalve de ruggeftreep,
meer in 't bruine valt. Derzelver benedenviakte is hier, zo als in de voorige
Figuur, ook wel ie:s helderer; maar zy wordt hier niet, gelyk by den anderen.
DEK W A T E R- I N S E C T E N. Tab. II. i S i
ren, door fchiibben van de bovenvlakte afgezonderd; en in dezelve zyn, aan TAB. U.
demeefte leden, ter wederzyde, verfcheiden lichte ftreepen en punten tebefpeiiren.
Deze leden verminderen naar achteren toe allengskens in dikte, zd
dat het laatfte gantfch fpits toeloope; en dit, benevens het voorftaande,gelyk
ook de zes pooten, is met tedere oker-geele vederachtige hairen bezet; doch
deze vederachtige hairen zyn aan de pooten niet zo lang, als aan de beide
laatfte leden van 't lyf. Door die hairen wordt het roeien en zwemmen dezer
Bieren verligt, en de hier ontbreekende twee achterfte Vedervinnen genoegzaam
vergoed: want om dat de eerfte Worm daar mede begaafd is, heeft hy
ook alleen aan 't laatfte lid diergelyke hairen. In 't begin raakce ik op de gedachten,
dat de hier befchreeven Worm zyne vedervinnen miflchien door toeval
verlooren had, maar dezelven ook aan de joiige Wormen niet ontdekkende,
zo wierd ik van het tegendeel overtuigd.
§• 4-
Alhoewel deze Worm, even als de andere, zyn verblyfhebbe, inllilftaande
wateren, zo wordt hy echter meer in vyvers en binnenwateren , dan in
poelen en moeraifen gevonden. Tot zyn voedzel dienen hem ook, zo als den
anderen, allerhande zodanige Water-lnfefilen , die 't hem mogelyk is met zyne
Vangtang te bedwingen. Wanneer hy frifche lucht wil fcheppen, moet
hy, even als de voorige, uit de diepte van 't water naar de oppervlakte zwemmen
, om dezelve door zyn achterfte lid in te haalen ; doch hy begeef zieh
fchielyk weder naar de diepte, hoewel dit ook zeer langkzaam toegaa. Wanneer
dergelyke Wormen, van welk eene foort zy ook zyn, op het land gebragt
worden, fpringen zy in veele bogten, gelyk een visje , in 't rond ; als ze dan
nog voort willen kruipen, gaat zulks, uit hoofde van de tederheidhunner pooten,
zeer langkzaam in zyn werk; en fchoon ze zieh met hetachterlyfzoveel
als mogelyk is helpen, vallen ze toch meeft van de eene zyde op de andere.
Vermits my, door de waarneeming van de eerfte foort dezer Water-Wormen,
reets bekend was geworden, uit welke omftandigheden hunne aanftaande
verandering te kennen zy; zo kon ik zulks nu ook aan deze foort des tegemaklyker
ontdekken. De tyd hunner veranderinge dan genaderd zynde, zo
bragt ik ze van 's gelyken in een pot; die zodanig toegemaakt was, dat ze
noch aan aarde, noch aan water gebrek hadden , en zieh naar gewoonte konden
begraaven; het welk zy anders, in vryheid zynde , aan de naafte oevers
van 't water doen. Hun hol verblyf, dat zy zeer behendig weeten te bereiden,
is een langkwerpig rond, in welks midden de Pop zieh naar belleven
wenden en keeren kan. Deze Worm is by my elf dagen, in zo verre onver-
V 2 an-
•sij'ii^S