lii • ' ;
ii6 yOORBER. TOT DE TWÈEDE CLASSE DER AARI>-KEV.
TAS. I. bultige verhooging, welke uit louter zwart - blinkende verheven pun<
t e n , van onderfcheidea grootte bellaat ; nevensdezelvezietmenook,
ter wederzyde, op even deze oppervlakte , eene verheven fpits, en
aan de fcherpe zyden ftaan, tuflbhen de reets gemelde drie fcherpe
fpitzen, nog meer kleinen. De Vleugeldekzels, die hetgrootfte deel
v a n ' t lyf uitmaaken, vertoonen, in een donkeren grond, veele Oker
bruine onregelmaatige trekken en ilreepen, van ongelyke lengte
en breedte, waar van de meeften naar de lengte uitloopen ; doch de
buitenfte breede zoom der Vleugels valt naar vooren in 'tOranje-geele.
Voor 't overige zyn de Vleugeldekzels niet zeer dik, en de zes
rood-bruine gladde Pooten zyn allen even lang en van eenerlei maakzel
waar aan ook de byzondere hartvormige platte deelen duidelyk
te befpeuren zyn. Aan den Kever van MejuiFr. IMKRI AN, die, volgens
het boven gezegde, den tegenwoordigen zeer gelyk is, zyn de
trekken en ftreepen in de Vleugeldekzels byiia volkomen zo als hiei- te
zien; maar de koleur is over het algemeen veel helderer. Hier me.
de fluite ik dit Voorbericht, en ga over tôt de befchryving derHout-
Kevers, welken onze Landilreek opievert.
A ARD