3 5 0 T W E E D E CLASSE
TAB.
XVII.
Pie- 3.
«14,
den te zamen, en iluit het van vooren en van achteren toe. Na dat ze op
deze wyze haare Rupfen-geftalte afgelegd, en als eene Pop, welke echter de
voorigen in grootte overtreft, 14 dagen verborgen gelegen heeft, z o verfchynt
z e eindelyk in de gedaante van een Vlinder; die insgelyks inveeleftukkenmet
de voorgaanden overeenkomt, maartelFens merkelyk grooter is; gelyk hy in
de .q"!« Mg. vliegende, en in de Fig. zittende gezien wordt.
S. 5.
DER W A T E R.I N S E C T E N. Tai. XVir. 251
aan de boven het water uitfteekende gewalTen, by den oever, of ook wel aan Tab.
de aldaar liggende ileenen hecht. En fchoon raenig Wyfje de Eieren bygeval
wat te verre van den oever af mogte leggen, weeten echter de daar uitvoortkomende
jonge Rupsjes het water te vinden ; doch hier toe hebben ze,
g e l y k meermaals gezegd is, het behulp van den Regen noodig, of anders moeten
zy ilerven. l3e t y d haarer geboorte is veelal in de maand Mai, hoewel
ook zommigen eerilin de maand Jmy het daglicht zien; doch hy, die ze vol-
Waffen wil hebben, moet ze of laat in den Herfft, of vroeg in 't Voorjaarzoeken.
ii
I. •
•ii '7^}
'-VI
f
I
T e n aanzien der grondverwe is 'er in dit flach van Vlinders eenig onderf
c h e i d : want zommigen derzelven zyn oker-bruin, en hebben in hunne bovenvleugelen
veelerleie donker-bruine vlakken; waar tuffchen zy met verfcheiden
ftreepen en aderen, van gelyke koleur, doortoogen zyn , en dezen houde ik
voor Wyfjes, waar van 'er een in de 3''= Fig, te zien is. Andere hebben in
tegendeel eene helder-graauwe grondverwe, met even diergelyke, verfchillend
e , donkere, ja zelfs zwane vlakken en punten; en dezen houde ik met reden
voor Mannetjes ; niet alleen van wegen de koleur , maar dewyl de eerften
meerendeels een veel dikker achterlyf hebben, dan de laatíl:en;en hetgenoegmerken.
hoe de 3''= Fig. ons toont, dat de beide bovenvleugels niet zo fmal,
en aan hunnen achter-rand niet zo uitgehoold zyn, als die der en Fig.
o p Tab. XVI. maar een veel meer övaalen omtrek hebben. y\an de beide ondervletigelen
ziet itien in 't geheel geene donkere vlakken; maar ze zyn daar
en tegen met veele donkere äderen doortoogen; ook is het achterlyf van dezen
Vlinder meer graauw, dan bruin. De zes pooten zyn aan beide de Vlinders
altoos oker-geel; en even zo is 't gelegen met de fprieten, welken dien der
v o o r i g e n , ten aanzien der lengte, niets toegeeven.
5. 6.
Vermits ik menigmaal naar deze en diergelyke Rupfen en Vlinders zocht,
20 hebbe ik dezelven ook dikwerf paarende gevonden, en het Wy f j e heef t zieh
ook voor myne opmerkzaame ioogen zo niet können verbergen, dat ik het
z e l v e zyne Eieren niet zou hebben zien leggen. ßy die gelegenheid kanik
den Leezer melden, dat, gelyk de Vlinder , hier voorens op de X11I'= Tab.
afgebeeld, zieh van zyne Eieren buiten het water, aan het daar in groeiende
r i e t , of andere gewaffen , entledigt; dat zo ook de tegenwoordige de zynen