n 228 T W E E D E CLASSE
TAD. X
on XI. ben zy behalve die p>itzen, aan de ondervlakte van haar achterlte üd noe
een andere, waarmede zy elkander können vaft houden. Haare zes ederf
r^n "j" ^i « i" di^ vier zee?
fmalle doorzichüge vleugden, aan den voorften rand, niet verre van het uirt
e r f l e emde, een zwart vlakje. Voor 't overige hebben wy hier nog te melden
, dat deze W aternimphen , even als alle de voorigen , alleen Over dag bv
i T S e r ' d te g e n z ommi g e andere
'• i ™el overeeakomll: met dezen hebben, inzonderheid die genen ,
welken uit den Mieren-Roover ontftaan , alleen by nacht door de liichfzwee:
f ' T g'ifti'lie den naam van Nimphe
t o e k o m t , gevoegelyk Land- of Nacht-Nimphen genoemd können worden.
Doch wy zullen nu een ander Infeft, tot deze Claffe behoorende,befchouwen
ffa HAFT of zogemem de O E V B R A A S , henevem
zyne Verondering m andere Eigenjcbappen.^
TAB. XII. T ^ I T FLA'^H ™ n Infeaen levert zo veelerleie foorten uit, dat ik 'er wel eene-
J L > f byzondere ClalTe van had kennen maaken; maar, behalve dat ikdeverandering
der mmften ilechts kenne, zo hebbe ik ook beloofd, omeenetewvdloopige
verdeehng te ontgaan , dat ik de Infeflen, die niet al te veel van de
Watermmphen verfchilien, mec dezelven in eene Clafle befchryven zou- en
derhalve ben ik verplicht, zulks ook in deezen na te komen. Dit Oeveraas
nti IS daar m gelyk aan de Waternimphen, dat de Wo rm, waar uit het zvn
corfprong heeft, tot aan zyne laatfte verandering in 't water blyft; dat hy
e e r d e z e l v e g e f c h i e d t , geenzins in zodanig eene Pop verändert, die een tyd
lang ftille blyft liggen, zondereenige de minrte fpyze tegebruiken, en zonder
zieh van haare leden te bedienen; waar by nog komt, dat dit Haft ali
g e i s T e e f t "^IJ^P^el , even als de Waternimphen , vier doorzichtige vleu-
§
» Het zai den genegen Leezer nog wel voorftiian, wat ik in de annmerliins op liet Voorbericlit
dezer Claile pag. ,75 enz. §. 2. wegeiis liet racikelyk ondcrfcheid tuflthen deze inlMeit en
. de Watenimplien gezegd liebbe; en liy zal nn, by de belchouwing der Afbeeldinge van "t Oeveraas,
bell lionnen oordeelen, of ik wel of kwaalyk gcdaan liebbe, met le wenfehen, dat deze
Infeilen met met de Waternimplien onde; eene ClalTe gebi-agt waten; zo Ik hier in gcmia
hebbe, wil ik my zecr gaetne van liet tegendcci laaten ovmnigen.
K L E E M A N M ,
DER W A T E R - I N S E C T E N. Tab. XII.
TAD.XII-
_ Men geeft aan dezen Worm den naam van Oeveraas; niet alleen om dathy
zieh in 't water beftendig aan den Oever onthoiidt ; maar wel inzonderheid,.
om dat 'er eene ibort van gevonden wordt, welke aan den oever, zelfs onder '
¡•.et water , langkwerpige holen tot eene wooning maakt, en den Viffen tot aas
verñrekt. Deze foort is my nog niet ten vollen bekend, maar men vindt dezelve
in Holland zo veelvuldig , dat, 'er de Viflers zieh van bedienen tot een
A a s , om 'er Vis mede te vangen ; waarom ze 't ook den naam van Ocvemas gegegeeven
hebben* Van de my bekende foorten zal ik 'er voor diimaal flechts
iweeerleie befchryven. De eerfte is, eene donker-bruine foort, welke men in
de i"» ßig. op lab XII. afgebeeld kan zien. Dat de W o rm, dien wy in deze Fig. i,
Fignur voor ops hebben, reets volwailenis, geeven de twee tàmelyk groote,
o p de bovenvlakte van den rüg kort by elkander liggende, donker-graauwe
vieugeifcheeden te kennen : buiten deze beide deelen is anders de geheele Worm
donker rood-bruin. De Kop is niet zeer groot, en dit kan ook van de oogen.
gezegd worden; nochtans heeft deze foort, zo wel als de anderen, een zeer
fclierp gezicht, waardoor ze haare vervolgers ook behendig weet te ontwyken.
Aan den kop zitten twee lange hairvormige fprieten, en het eerflvolgende lid
overtreft denzelven in grootte zeer weinig ; doch het overige tot het voorlyf
behoorende deel is aan den gantfchen Worm 't grootfle en dikile : qnderdeze
beiden hebben de zes tedere bruine pooten hunne inleding. Het daarop volgende
achterlyf beilaat uit ü à 9 leden, die naar achteren allengskens in dikte
afneemen. Aan beide de zyden van dit achterlyf ziet men zes den Visvinnea
gelykende Roeivederen, die dezelfde kolenr als het lyf hebben , enwierverdeel--
de punten meer op- dan zydwaarts gericht zyn. Het laatfle lid van'tlyfismet
drie lange, hairvormige fpitzen voorzien, van welken de middelile rechtuic,
e a de beide anderen fchuins heen loopen; en wel in diervoege, dat zemetde
middelfle by haaren oorfprong een fcherpen hoek maaken. In 't Ilil zitten.
krumt deze Worm zyn achterlyf opwaarts,. en dewyl hy den kopnaarbeneden
d r a a g t , zo is het bovendeel van den rüg ook iets verheven : doch in dit ftille
zitten zyn de flosvedersn der zyden in eene geduurige beweeging; des men
daar uit zoude können alleiden , dat dezelven niet zozcer üosvederen zyn, welr
ken den Worm tot het zwemmen dienen, als wel werktuigen, die iets toebrengen
tot de ademhaaling ; of dat gene, 't welk de Duiifchers, met eene
zeer
* De geleerde Heer S-^ammerdam beeft bet'groote Ilollandfclie Oeveraas , in zyne B:¡hel àer
Natiiure, ten mterlle naaiivvkenrig befcbreeven. Hy geeft aan 't zeive in de Worm-geüalte
een drievoudigen wasdom , en zegt ; dat deze Wormen in den modder en üyk liolle pypen
maaken, waarin zy zieh onder water ontlipnden.
K L E E H A K I V V
F f 3
liiii