l o ö VOORBERICHT TOT DE TWEEDE CLASSE:
§ • 7 .
Het tot dus ver gemelde is 't voornaatnfte, waardoordeHout-Ke.
vers van alle andere Kevers te onderfcheiden zyn; en ik denke, dat
hy, die deze vier kentekens, door my opgegeeven, aan eenenKever
befpeurt, niet dwaalen zal, indien hy hem onder de ClalTe der
H o u t . Kevers rekene. Doch zo iemand mogte denken, dat ik nog
iets vergeeten hadde; om dat hy mogelyk aan eenige Hout-Kevers
befpeurd heeft, dat ze een hoekig en ongelyk ßorstfluk hebben;
als mede, dat hetzelve met fcherpe fpitzen voorzien is; zo wil ik
gaerne toeftemmeu, dat zulks aanmerking verdient, maar nochtans
moete ik tefFens zeggen, dat alle de Hout-Kevers zo niet gefteld
zyn. Want ik weet, dat eenigen een hoekig en ongelyk Borstftuk
zonder fpitzen hebben, by anderen is hetzelve te gelyk met ipitzen
bezet ; zommigen zyn met veele zodanige fpitzen , anderen
flechts met drie, of twee, en wederora anderen met geene de min»
fte fpitzen voorzien. Derhalve kan men zulks niet onder de algemeene,
maar men heeft het als tot de byzondere kentekens behoorende
aan te merken.*
§. 8.
Vermits nu ook de Hout-Kevers, als Kevers, uitWormenvoortkomen,
zo moeten wy desgelyks derzelver kentekenen in overwee»
ging
* Voor zo veel ik tot hier toe bebbo können befpeuren, zo zyn de Hout-Kevers
ook nog, van andere foonen van Kevers, onderfcheiden, door de geftaice van
hun lichaam; her welk by de nieefcen een iets langer voorkomen, (dat ze door
de lengte van hun aehterlyf verkrygen,) heeft, dan by andere foorten. De meeste
Hout-Kevers hebben daar benevens een kleiner en meer rond gevormd
Borstftuk , dan de andere Kevers, uitgezonderd de Snuit.Kevers; ook is hun
Borstftuk , van boven , zelden zo fchildvormig gefteld , als by anderen : en
fchoon 'er eenigen onder zyn, die een fchildvormig Borstftuk hebben, is echter
het getal derzelven zo gering, dat 'er niet wel eene byzondere Claife van te
maaken zy. Hierom zal ik dergelyke Hout-Kevers zo lang, voor eene foort
van Middel-Infeften, tuffchen deze en andere Ciaifen, houden, tot datik.door
andere ontdekkingen, van het tegendeel overtuigd worde. Voor 't overige zal
ik nog aanmerken, dat de fchouders van 't aehterlyf, of de vleugels,bydeinle.
ding, van bykans alle de Hout-Kevers, terftond achter hetBorstftuk, veel hoekiger
zyn, dan aan andere foorten van Kevers,
KLEEMAKN.
D E K A A R D - K E V E R S . 107
•dn? neemen. Zy hebben gemeenlyk hun verblyf in t Hout, en
t o r d e n ook menigmaal, tegen vermoeden, daarin aangetroiTen; dewv'l
men zomtyds van buiten geene opening befpeurt , waar door
men zou denken, dat zy 'er ingekomen waren. Dit is ook de rede
dat 'er nog . Lioden zyn , welken hun eens aangenomen, en
door my dikmaals wederlegd gevoelen , als of de Infeden uit de
verrotting ontftonden , byzonderlyk met deze Wormen willen bewyzen.
Om hen nu van de nietigheid van dit bewys te overtuie
e n , zal het noodig zyn aan te toonen , op hoedanig eene maiiier
dergelyke Wormen in 'c Hout komen, zonder dat men de 0-
pening van hunnen ingang befpeure. Eerit en vooral ftaat ons aan
K merken, dat 'er, by de verfcheiden foorten van Hout-Kevers,
even als by andere Infeften en Kevers , een onderfcheid van geflacht
plaats heeft; dat 'er zo wel Mannetjes, als Wyfjes, onder
zvn, die met elkander paaren , en dus hun geflacht voortplanten.
Wanneer het Wyfje , dat aan het uitlleekende deel van zyn achterfte
Lid pekend kan worden, van 't iVEannetje bevrucht is, zoekt
het zyne Eieren op zodanige piaatzen te leggen , alwaar de daar
uitvoortkomende Wormen, terftond, een voedzel vmden, dat hun
eisen is; en daar toe verkieil het gemeenlyk vermolmd Hout, om
daar aan, in de kleinfte hollighoid en fcheurtjes, hier en daar,
een Eitje vaft te hechten; of het maakt eenige kleme openmgen,
ten dien einde, met zyn Tanggebit. Het Eitje blyft , door toedoen
van 't lymachtig fap , dat het Wyfje te gelyk met hetzelve
afgaeft, ter piaatze, daar het gelegd wordt , vastzitten; en als er
naderhand de tydig geworden Worm uitkruipt, byt hy de Ichaale
aan die zyde door, daar het Eitje aan 't hout gekleefd is ; mvoege
dat hetzelve de opening in 't hout bedekke; welke men, zelts
taiten dat, niet ligt gewaar zou worden; aangezien zy altoos, naar
gerade van den Worm, zeer klein is, en hy dezelve ook zeerbehendig
weet toe te floppen ; waartoe hem de afgeknaagde houtfpaantjes,
zo die hy door den Endeldarm ontlaft , als die by het
knaagen ter zyden gevallen zyn, dienen. Op deze nu komen
alle Hout-Wormen in 't hout, het zy het van Eike-, Boeke
of andere foorten van Boomen is; nademaal deze boomen, zo
we! als de Dennen- en andere boomen, hunne Wormen hebben, waar
van zelfs de Linden en Wilgen niet uitgezonderd zyn: doch men
O 2 ™