InSZCTOllUM AQUATILIUM CLASSIS TT
DER W A T E R- I N S E C T E N. Tab. VIII. S 1 7
zeeen tydiang na haaren dood bewaard worden, haare koleuren, waardoorzeTAB.VIIfl
aan eene verzameling van Infeften een heerlyk aanzien zoiiden geeven, grootendeels
verUezen.*
De fmallyvige Wat e r - N i m p h e n -Wo rm, welke
met ärie Roeivederen voorzien is; benevem
deszelfs Verandering.
S IO
c h o o n de Waternimph, die uit dezen Worm voortkomt, den gantfchen tab. IX.
Zomerdoor by ons eene der gemeenilen zy, hebbe ik echter, driejaarp
lang, veele vergeeffche moeite gedaan, om den Worm te vinden. Dit viel
my des te bezwaarlyker, vermits ik nergens befpeuren konde, dat ieinand
de plaais van zyn verblyf ontdekt had. De gefteltenis van de overige
Wormen der Waternimphen liet my niet toe, om te denken, dat hy zichbuiten
het water zou onthouden ; maar ik kon eerfl: 00k niet gelooven, dat ik hem
in vlietend water moell zoeken. Ik had alrede, zo niet allen, nochtans de
meeden der by my bekende foorten dezer Wormen in de vyversenpoelengevangen;
maar kon deze foort nooit in myn Schepnetje vinden. Dit bewoog
my eindelyk, om wat naaiiwkeuriger op het verblyf der uit hun voortkomende
Waternimphen te letten; dit doende bevond ik, dal dezelven zichmeerendeels
by en omtrent de vlietende wareren lietenzien; derhalve hoopte ik.dat
myn reikhalzend verlangen nii eerlang voldaan zou worden; en deze myne hoop
had ten laatften een goeden uitdag. Want toen ik, in 't voorjaar , in de
maand van Mai, aan den oever van eene vlietende beek, welke met riet bezet
was, de proef nam, kreeg ik voor de eerile maal twee Wormen, die, om
dat ze my onbekend waren , myne nieuwsgierigheid des te meer aanfpoorden,
om ze qjmerkzaam te befchotiwerf; en toen befpeurde ik, dat ze , ten aanzien
der
* Ter voprkomiiige vaa die ongeval heefc de voortrelTelyke eu beroeräde Dr. S'^amiierdam,
in zyne Ji'jbel dar Natmre, eene raanier aan de liani gegeeven, om de Itoleureil de^e^
Infeden nog na jmmien dood te bewaaren. Hy wil, dat mcn 'er ^e ingewanden iiit neemen, en
de overige vochtige deelen mec gips oF ongeleiclice kalk beftrooien zai, welke beiden deze vocli-
- tigheden opdroogen. Op deze wyze zou men , indien zulks gelukkig Haagde, veele aardige te-
- keningen aan Haarten, oogen en borllien können behouden; doeli of Iiet 'er waarlyk zo mede'
gelegen zy, kan ik jnirt niec verzekeren, dewyl ik 'er nog geene proef van genomen, hebbe. OndertLiliclren
hebbe ik niet willen nalaateii, om dezen raad van dien Natuiirkandigen onzen Lief,
hebberen der Infeiien mede te deelen.
- • - .. . - '
^ ^de Deels jße Stiik.