m
• . II.
9+ E E R S T E CLASSE
c. c. Het begin van de Maag , waar aan hier eene foort van Pinnenvormige
, en van gantfch andere uitileelizels, te zien is , dan
aan den VVorm des Neushoorn Kevers.
d. d. Eene rei andere fpkzen, welken byna gelyk zyn aan die van den
Worm des Neuslioorn-Kevers.
e . e. Ken gedeelte van de IMaag , waar op zeer veele Vaatjes gezien
worden, die ook wel op de voorige en volgende Deelen waren ,
doch daar van afgeiiomen zyn.
f . f . Eene rei van zodanige fpitzen, als die van d. d.
g. Dit iets naauwer deel was in den eerften Schröter-Wcrm , dien
jk opende, met het voorige van e. e. van gelyke dikte; zo dat
i k n i e t w e e t e , ofikhet den Portier möge noemen.
h. Is het laatfte deel der Maage, waar aan wederom zulke uitHeekzels,
als by c. c., te zien zyn.
i. /. De dikke Darm.
k. De Rechte- of Aarsdarm, welke in den voorigen leit, maarhier
iets voor den dag gehaald i s , op dat hy des te beter in 't oog
valle.
l. l. l l. Het nog aan de huid vafthangend V e t , waarmede deze Worm
ryklyk voorzien is
VI. m. m. m. De op zyde gelegde huid. Vermits deze huid zeer veele rimpelsof
plooien heeft, welken haare krornte veroorzaaken , ente
wegen brengen, dat de Worm zieh nooit recht iiit kan ftrekken;
zo is dezelve hier veel korter dan de Därmen , die 'er over
heen hangen.
De Luchtpypen, die we aan den Worm des Neushoorn-Kevers waargenomen
hebben, en uit de i8 Luchtgaten voortkomen , kan men in dezen
Worm desgelyks zien, maar worden hier niet vertoond ; dewyl ze by den
zelven veel dunner en tederer zyn dan by den anderen, en zieh ook zo gemaklyk
niet van het Vet , waar in ze begraaven liggen , laaten afzonderen,
Op den diliken Darm ziet men verfcheiden takken , die uit denzelven ontilaan.
§. 7-
Indien wy nu de inwendige deelen van dezen Schröter-Worm vergelyken,
by den geöpenden Worm des Neushoorn-Kevers , is het zeer duidelyk te
befpeuren, dat, gelyk ze beiden reets van buiten geheel onderfcheiden zyn,
ook hunne inwendige gefteltenis ons tweeerleie Schep/.els vertoont. Want
behalve de Pinnenvormige deelen , welken hier te zien zyn , zo ilaat nog in
't byzonder op te merken , dat 'er by den Schröter-Worm in 't geheel geen
dünne Darm te vinden i s ; en daar , in den Neushoorn-Kever , de dikke
Darm
DER A A R D.K E V E R S. Tah. IX.
narm Opwaarts , doch de Rechte- of Aarsdarm nederwaarts gast, loopt in Tm. IX.
• 'tesendeel , in den Schröter-Worm , de dikke Darm in dezelfde richtmg ,
als de Maag , en de daar uit voortkomende Aarsdarm gaat ni de hoogte.
Voorts hebbe ik by de opening van dezen Worm nog twee dingen waargenomen
, aangaande deszelfs uiterlyke kentekenen; waar van ik te noodzaak-
Ivker eewag moet maaken . nademaal ik 'er in deszelfs befchryving het tegendeel
van gimeld hebbe. Pag, 6i. § 4. gaf ik te kennen, dathy met geene
kleine hairties bezet is; maar toen ik hem by geval tegen het licht bezag ,
hebbe ik hier en daar , inzonderheid aan de beide wrongen op de zyden ,
zeer veele hairties befpeurd, die echter zo teder zyn, dat zeligt Over 'thoofd
eezien können worden Das hebbe ik ook §. 7. pag. Ö4. gezegd, dat d e p
W m e n , op het eerfte Lid naaft den Kop , ter wederzyde , geene zodajiire
ruitvormige Vlak hebben , als men aan de Wormen der Goud-Kevers
en aan die der Neushoorn-Kevers befpeurt. Dochikben ontwaar geworden,
dat dit gantfch anders zy : w ant , na dat ikde rimpels van dezen Worm naauwkeuriger
befchouwd had, bevond ik , dat men tuifchen deze huid-rmipels ,
ter wederzyde, zodanig eene ruitvormige vlak vindt , die echter vry klem
is, en byna geheel niet in 't oog valt.
§. 8.
In de befchryving van den Neushoorn-Kever, hebbe ik, pag. 78. §. 8. gezegd
dat het Vet des Worms uit ontelbaare kleine Kogeltjes , van gedaante
als zändkorrels, beftaat : en even zo is het gelegen met het "Vet van den
Schröter - Wo rm ; het welk ik waargenomen hebbe, na dat ik denzelven
een nacht in 't water had laaten liggen. Ik had naamlyk de inwendige dee.
len van den Worm naauwlyks van het Vet ontbloot, of de invallende avond
verhinderde my daarin voort te vaaren. Op dat nu myn arbeid. niet vergeeffch
mogte zyn, en ik niet in de noodzaaklykheid gebragt wierde, van een
anderen Worm t6 openen , zo leide ik den reets open gefneeden Worm in
frifch water ; op dat deszelfs tedere deeltjes niet verdroogen zouden. 'I'oen
ik nu des anderen daags gezind was myne Aftekening te doen, en naarmynen
Worm omzag , bevond ik , tot myne verwondering , het water zo
bruin-koleurig , dat de Worm naauwlyks kenbaar wäre. Doch na dat ik 'er
dit water afgegooten had , zag ik wel dra, dat deze verandering des Waters
denzelven geen nadeel toegebragt hadde, zo als ik op 't eerfte gezichtvreesde;
en dat het Vet , het welk nog aan de huid vaft zat , zieh thans als louter
kleine Kogeltjes vertoonde. Dit deed my gelooven, dat de Worm, behalve
het Vet, ook nog een flymachtig fap bezit, het welk de tulTchenruimten der
Vetblaasjes vul t , dat nu door 't water ontbonden was geworden. Dit had
ik reets te vooren vermoed ; want toen ik den Worm opende , wierden
myne vingeren zeer kleeverig. En wat voorts de bruine koleur van' t water
t>a