E E R S T E CLASSE BEH A A R D-K E V E R S. Tab. IV. 65
Tm. IV. te de gantfche mimte onzer Plaat zouden beflaan. Ook hebbe ik niet zonder
verwondering befpeurd , dat de Ballen der Mannetjes eene veel längere hollig.
heid hebben, dan die der Wyfjes; en wel om de volgende reden. Wanneer
de Schröter uit de Pop kernt, welke insgelyks eene grooter ruimte dan de
VVorm noodig heeft, dan moet dezelve, indien hy een Mannetje is, zyne
hoornen, die eerft op de borft liggen, können uitftrekken ; en gemerkt de
hoornen der Mannetjes veel langer zyn dan die der Wyfjes , zo moeten de
Mannetjes ook eene veel grootere holte tot han verblyf hebben: want , fchoon
ze reeds de gedaante van een Schröter hebben aangenomen , kernen ze echter
niet uit hunne wooning te voorfchyn , voor dat alle hanne deelen behoorlyk
gehard zyn, en het jaarfaizoen vericheenenis, waar in ze hunne vlucht beginnen.
S. 7-
Ik hebbe hier boven nog vergeeten te zeggen , dat deze Wormen, op het
eerfte lid naaft den Kop, ter wederzyde , geene zodanige ruitvormige vlak
hebben, als men aan de Wormen der Goud-Kevers, en aan die der Neushoorn.
Kevers, welke ik in 't vervolg befchryven zal, befpeurt. Voorts ftpt
my nog te melden, dat ook eenige Schröter • Wo rme n zodanig eene wooning
als boven befchreeven is, by my toebereid hebben ; weshalve ik den Leezer
berichten kan , dat zulk een Worm, in zyn beflooten Bai , zyne Worm-geftalte
nog wei vier weeken lang behoudt; als mede dat hy, hoe meer de tyd
zyner Veranderinge nadere, te meer te zamen krimpt; en wel in diervoege ,
dat hy hoe langer hoe dikker worde, gelyk ik by de opening der Ballen meermaals
befpeurd hebbe. Orotrent dezen tyd beginnen ze ook op de bovengemelde
wyze te zweeten; en eindelyk dringt de nog verborgen Pop , de Worm.
huid aan' t boven-einde van den Kop in ftukken , en ftrookt dezelve door
eenige krommende beweegingen van zieh af; in diervoege , dat men naderband
de volmaakte Pop in de holligheid van den Bai vinde liggen.
§. 8.
Gelyk na aan de meefle Poppen gemaklyk te zien is, welk een gevleugeld
I n f e a uit dezelven te voorfchyn komen zal ; zo is zulks ook aan dezegewaar
J'ig- 5. te worden. De Fig. vertoont ons eene Pop , die van 't manlyk gedacht
is, en alle de uiterlyke deelen en leden van den toekomenden Schröler duide-
]yk laat zien. Men ontdekt aan haar reeds de zes Pooten , de Vleugels, den
breeden en grooten Kop , mitsgaders de lange Hoornen. Alle deze deelen
zyn eenigzins dikker, dan ze zieh aan een volwafTen Kever vertoonen ; als
zynde ieder op zieh zelve nog met eene tedere huid overtrokken ; en beide
de Hoornen, benevens den Kop , liggen binnenwaards tegen de Borft geboQ.
gen ; ook is daaromtrent nog aan te merken, dat beide de uiterfte eindenniet
zo duideljk als debimienften te zien, en nog zeer ftomp zyn. Deze Pop
kau
kan met haar Voorlvf en deszelfs deelen geen beweeging maaken; maar het t .«. IV.
endrfpit"en of punten, doen hier zeer veel toe ; ze zyn, fchoon ze uitv.er
ItlcÄÄrSÄ^
WrauTnvSmige hoo^tens ilaat; waar door het gem.s van lengte m de anderen
S T f c h y n t tl worden. Met de overige leden i de v o o r & p ; a l l e e n z y n d eKo p e n d e Hoornen kiems e'tr ; gdelee gkeonle u, r iasl s oboyk
Tets bleeker ros-geel ; doch deze is insgelyks, naar maate van den ouderdom
der Poppe, ofhelderer, ofdonkerer.
§.
Aangaande den tyd , wanneerde Schröter - Wo rme n in Poppen veranderen
kfn ik, uit hei gene met andere Maand - Kever - Wormen vooryak opmä^
en, dat dezelveInbepaald is; fchoon de liieren van den Mrotcr alleen
en July in zodanige aarde gelegd worden , daar verrot Hout onder
is. Wel i s i a a r , dat eenige myner Wormen m de voornoemde maanden
V randerd zyn; maar ook anderen, en wel de meeften , gingen eerft m Juffißus
en September daartoe over; doch alle deze komen met voor het volgeni
JaartevLrfchyn; vermits de Scb,mcr, als een Maand-Kever meteerder
dan in JmytnJul y gezien wordt. De Poppen behotiden haare gedaante twee
c f d r i e maanden; en als deze verloopen zyn, ontwikkelt de Kever zieh van
de Poppenhuid, dewelke men naderhand, benevens de huid van den Worm ,
in de hSlligheid van den Bai, te zamen gekrompen, ziet liggen. Jn t begm
heeft de Kever eene geelachtig • witte en zeer tedere huid, zo dat hy ligt m
te drukken zy ; de Kop en de Hals beginnen het eerft zwartachtig - graauw
t e w o r d e n , m a a r d e Hoornen enDekvleugels blyven nog een tydlang fchoon
geelachtig. hoogrood. Ondertuffchen komt de Schröter met voor den dag, ten
zy hy de volkomen koleur en hardigheid , waartoe hy byna drie maanden
Boodifi heeft, verkreegen hebbe; en byaldien zulks met ten bepaalden tyde
van zyne gewoonlyke uitkomft gefchiedt, blyft hy zo lang verborgen, tot dat
die tyd wederom nadere. Doch of hy middelerwyl fpyze gebruike , daar zou
ik aan twyfFelen ; ik hebbe ten minfte niet ontdekt, dat che genen , die by
tde Dak ifle Stuf. T my