•í ''í / -
fís.-.
rig. =.
en 3.
flí.4.
191 T W E E D E CLASSE
De WoRM van de grootße fnort der Waternimphen,
van bet Ei a f , tot aan zyne Verandering.
í n de voorige Tab. hefcben wy de Eiercn, welken door het Wy f j e van de grooti
fie foort der Waternimphen in 't water gelegd worden, in de Fig. Letc. i.
onder 't 00g gebragt: na zullen wy doen zien , hoedanig een Schepzel 'er uit
voorkome, en welke eigenfchappen 'er by toeneemenden wasdom aan op te
merken zyn. Met is, na de verlaating van 't E i , niei veel kleiner, dan een
Varkens-luis , en komt 'er, ten aanzien der geftalte , 00k tamelyk wel mede
overeen. In de r»® Fig. zyn 'er drie te zien, maar ik hebbedezelveneenigzins
vergroot afgébeeld, cm ze des te beter te doen kennen. Ter grootte van de
jcie gekomen zynde, leggen zy de eerfte huid af; wanneer zulks voor de
tweedemaal gebeurt, hebben ze gemeenlyk de grootte van de 3'''^ Fig. en voor
dat ze de derde huid afleggen, zyn ze ongeveer zo groot als die van onze
Fig.: maar of ze , voor dat ze hunnen volkomen wasdom bereikt, en hunne
rechte Wormgeftalte verkreegen hebben, nog eens, en dus ten vierdemaale,
vervellen, hebbe ik nog niet können waarneemen. OndertuiTchen können wy
ons eenigzins vergenoegen , voor zo verre wy weeten, dat deeze Wormen
meer dan eens van huid veranderen. Ker wy nu dezelven naauwkeuriger befchouwen
, zullen wy voor af kortlyk melden, op welk eene wyze dezevervelling
gefchiedt. Zy zetten zieh naamlyk in 't water , waarin ze, gelyk andere
fmallyvige foorten , hun beftendig verblyf hebben, onder aan het riet vatt; en
blyven zomwylen eenige uuren lang onbeweegelyk zitten; doch eindelyk barft
de huid boven op den rüg van 't voorlyf van elkander; en danziet'erdelangkzaam
daar itit voortkomende Worm geelachtig-wit uit, en is ook gantfch week;
maar deze beide hoedanigheden veranderen wel haail; wantdehuid wordtniet
alleen harder, maar ook veel donkerer,- en wanneer dit voor de laatile maal
gebeurd is , dan verfchynt de Worm in die gedaante, en grootte, gelyk hy
hier op vyfderleie wyze, op deze ¡II'''Tai., afgebeeld vertoond wordt; de
grootften hebben als dan de lengte van i f duim.
Aangaande de koleur van deze Wormen der grootilefoorte van Waternimphen
; dezelve is verfchillende: want zommigen zyn helder-bruin, en hier en
daar met donkere vlakken en punten getekend; anderen zyn eenkoJeurig, en
InsectohumAotiatilittm CLASSISII.
M'
tlfär
f l i f i
iiis Í
iiII
• " --iu i