6o E E R S T E CLASSE
'l.-S;,,
TAD.TV. een Hout Kever-Worm huisvefte? Daar by kwain ook, dat de Bai, waaria
die Pop lag, van de overigen in gedaante onderfcheiden , en meer rond dan
langkwerpig v/as; waar tagen de andere Wormen den overigen , welken ik,
volgens myne Verdeeling, in de Eerfte ClaiTe gebragt had , in alles meergelyk
waren, dan dien Hout-Worm; waariiit deze Kevers voortkomen , en
waarvan ik 'er verfcheiden kende. iVIet deze en diergelyke gedachten bezwan.
gerd, grocide myne hoop weder , dat ik de Schröter-Wormen verkreegen
hadde; en de nitkomft toonde, dat die hoop niet ydel was ; want toen ik,
na verloop van drie weeken, den eerllen Bai weder opende , zag ik 'er met
groote vreugde de Pop van een Wy(¡es-Schmter in. Deze gezien hebbende ,
liet myne nieuwsgierigheid my geen ruft, tot dat ik ook de anderen met oplettendheid
bekeeken had; doch deze vertoonden my hnnne Wormen nog in
de oiide gedaante; met dit onderfcheid echter , dat ze geheel nat en vet fcheenen
te zyn, als of ze met zweetdruppelen bezet waren. Na, verloop van acht
dagen bezag ik ze wederom, en ontdekte andermaal twee Poppen van 't Manlyk
gedacht. Wanneer ik dezen nu, gelyk de eerfte , naauwkeurig afgebeeld
had, maakte ik de Ballen zorgvnldig weder toe , en begroef ze , in het daar
toe bereide vat van Eike-hout. Hierin hadik, tot behulp dier Wormen,
die nog geene Wooningen gemaakt hadden, van onderen een handbreed Pota
a r d e g e d a a n ; op deze Pot• aarde ftrooide ik een deel vervuild Eike-hout,
de overige rtiimte vulde ik met aarde , en deze bedekte ik , om ze lange?
vochtig te doen blyven, met eene groene Zoode.
Dewyl ik nu door de goedgunftigheid van den Weleerwaarden Paßoor en
Senior ZORN, dien ik hiermede nogmaals myn dank betuige , in ftaatgefteld
ben, om mynen geeerden Leezeren deHillorie des Schröters mede te deelen ;
zo zal ik dezelve van 't Ri af beginnen, en zo veel my mogelyk is , tot aan
den dood van dezen Kever omftandig befchryven. De i"' Fig. van Tab.
IV. vertoont ons de Eieren, waaruit de Schröter-Wormen gebooren worden.
DezeU'en zyn langkwerpig rond van gedaante, en bebben eene dunkere,blinkende,
Stroo of Zeemleer • geele koleur : doch dat dezen den gantfchfrifchen
Eieren in alles gelyk zouden zyn , kan ik jnift niet beweeren : dewyl-ik ze ,
by de volgende gelegenheid', uit een gedroogden Kever genomen bebbe.
Zeker goed Vriend, weetcnde dat ik met het onderzoek van den Scinöter bezig
was, vraagde my eens, ofik wel recht verzekerd wäre, dat de Schröteri
met de groote Hoornen deMannetjes, endie met de kleinen de Wyfjeszyn?
Wannee'r ik hem nu ten antwoord gave, dat ik zulks voorzeker wiil; bragt
hy daar tegen in ; waarom dan KAJUS in zyne Wßoria InfiSorum p. TSden
grootften als het VVyfje, en den kleinften als het Mannetje befchryve?
enbetuigde ook dat deze meening hem zeer natuurlyk voorkwam; nademaal de
Wyfjcs der overige Infeäen altoos dikker en grooter waren dan de Mannetjes.
D E R A A R D. K E V E R S; Tab. IV. ö r
Ikzal u , antwoordde ik hierop, met der daadtoonen, dat RAJUSTAS.IVV
luaalvk onderricht is geweeft. Ik opende toen terftond zo wel een groqten
a ^ k rin™ Kever; welen, alzo ik ze reeds lang gehad , en m myn Kabmet
van Infetten bewaard had , gantfch droog waren. Des niettegenftaande von-
Z wy in den grooten ftraks het manlyk Lid, waarvan ik hiernaverderfpree-
Ten zal; en iS den kleinen de Eieren die, na dat ze een tydlang m t
water gelegen hadden, van zodanig eene gedaante waren , als ze m de ge-
Telde eerfte Fig. afgebeeld zyn. Byaldien ik met den aanvang , toen ik de
"erile Schröter^Wormen ontving, die my, benevens hun voeder,mverfchei.
den grootte toegezonden wierden, om de Eieren gedacht had , zou ik ze mogelyk
ook verfch gekreegen hebben. Want als ik , na verloop van eemge
leeken, eens w e d l naar myne Wormen zag , zo vond ik er m de aarde ,
onder het hoiit, wel vyf , die nog zeer jong waren , en welker langfte , de
g ootte der Fig. ha'd deze z'yn waarfchynlyk by my eerit mt den dopF-i.
sekomen; vermies ik 'er in 't begin niets van befpeurd had. Dat deze kleinen
ook werkelyk Schröter-Wormen waren, daar aan kon ik wegens hun
blinkenden Oranje-geelen Kop, en zes Pooten , m t geheel met twyfFelen;
fchoon aan hun het dwars gepiooide lyf iets graauwer ende achterfte darmzak
bruiner van koleur- was , dan aan de grooter Wormen. Deze laatlten
bleeven altyd gekromd liggen , waar tegen de kleinen zeer behendig over de
vlakke Tafel kroopen , en den-Darmzak eenigzins gekromd achterna fleepten.
De verfchillende grootte , waarin deze Wormen op-denzellden tyd van t
¡aar gezien worden, doet my gelooven , dat ze wel zes jaarennoodi g hebben,
eer ze hun volkomen wasdom bereiken , waar in wy ze nu befchouwen zullen.
§• 4'
De 5''= Fi^. vertoont ons den grootften der Wormen , dien ik ontvangen r>g. 3-'
hebbe; en hier uit ziet een iegelyk met den eerften opflag, dat hy, ten aan •
zien der geftalte , tamelyk overeenkomt met de Wormen der voorgaande
Mai-en Goud- Kevers. De Kop van den tegenwoordigen, is echter rooder
van kr.leur; ook zyn de leden van 't lyf meer geploo;d; en , behalve aat de
Schröter-Worm geene hairen op het lyf heeft, gelyk de andere Kever Wormen,
zo ziet men ook op het laatfte lid eene hartvormige vlak, die door een
diepen omtrek dus gevormd is. Onder deze is de losplaats der viu-hgbeid^;
• Ilet is wdwaar, dat de WyHes, onder de mectte Infeaeii , gemeenlyk grooter zyn dm de
Mmietjes; maar het is geen ongewoone zaalt, dat de Wyf¡es,onder de foortenvan gehoorn^
de Kevers, of gelieel geene, oC ten minfte veel Ideiner Hoornen hebben dan de Mannetjes;
en- dit blykt coli aai] 't Wyl'je van den Sdirlter.
KLEEMANN--
n s..