7 ;
i! t
« f .
i<58 EE R S T E C L A S S E
T A B . I V .
§. 3-
Fig. I. Doch laa: ons den Kever in de i«' Fig. eens wat van naderby befchouwen
Dezelve toontons zyne bovenviakce, welke, als gezegd is, eene zwart-blinkende
koleur heeft , en waar aan het deel, dat de vleugeldekzels uitmaakt
wel het meeae rond verwulfd fthync te zyn. De Kop is met vier fprieten
voorzien, van welken hec vooraan ftaande paar langer is, dan die op zyde by
de oogen uitfteeken; doch beide de paaren hebben aan de einden zwarte kolfj
e s , en zyn voor 't overige, benevens dezespooten, roodachtig-bruin van
«f. 2. koleur. De 2«'» i'i^. vertoont de ondervlakte van dezen Kever, diedoorgaande
roodachtig-brum is. Het Buikfchild, dat wy aan de voorige foorten gezien
hebben, ontbreekt hier; en in de plaats van 't zelve ziet men luffchen
de pooten, eene, in de lengte uitloopende, tamelyk fmalle verhooging, aan
welker beide 7yden de pooten hunne inleding hebben. Het kortfte paar pooten
llaat onder het halsfchild, en de twee overige paaren zitten aan 'tachterlyf
vart. leder poot beftaat uit drie deelen; waar van het laatfte, aan de vier
achterften, van omtrent vyf kleine leden te zamengefteld, en tot aan 't middelile
en grootfte deel, daar de twee doornpimten Haan , met bruine hairen
begroeid is; welken het roeien, dat met deze pooten gefchiedt , des te ligter
maaken. = . • 6
§• 4-
Z o dra my deze Kever bekend was, ilelde ik alle pooging in 't werk, om
ook den Worm te leeren kennen, waar uit hy zyn oorfprong mögt hebben;
maar alle myne moeite was by herhaaling vergeeffch. Jk deed myn beft wel
om te zien, of ik denzelven ook op die wyze machtig konde worden, zo als
ik de voorigen verkreegen hadde; naamlyk uit de door een Wyfj e geleide bevruchte
Eieren; maar dat gelukte my voor ditmaal ook niet. Ja zelfs, dewyl
ik federt eenige jaaren al dikwyls uitgeweeft was, om met myn Schepnetje
te vilTen, en nog nooit een Worm gevangen had, van welken ik waarfchynlyk
vermoeden konde, dat hy in zulk een Kever veranderen zoude; zobegon
ik byna op de gedachten te komen, dat dezelve zieh niet in 't Water , maar
op het Land onthouden moeft ; doch geduld en tyd hebben my eindelyk
beter geleerd.
§• J.
Toen ik in den voorigen Zomer eens aan den kant van een diepenpcelzat,
en naatiwkeurig toezag, of de daarin vvoonende Infeften zieh niet door hun-
DER W A T E R-r N S E C T E N. Tai. IV. röp
ise beweeging verraaden zouden, ontdekte ik, na een weinig ftil zittens, on- TAB. IV.
der andere Water - InfeSen , ook een kleinen Worm, die uit de diepte naar
boven kwam, en langkzaam heen en weder zweefde , maar ook wel dra weder
te rug keerde naar de diepte van 't water. Vermits ik hem zeer wel in 't
oog gehouden had , zag ik wel haaft, dat het een my onbekende gaft wäre;
en dit maakte my des te begeeriger om hem wat naauwer te bezichtigen; maar
het fcheen, dat hy myn geduld beproeven wilde: want na dat ik hem eensgezien
had , bleef hy geduurig in 't midden van 't water, en zo verre van my
a f , dat ik hem met myn fchepnetje niet wel bereiken konde; doch, na dat ik
byna een uur lang op hem geloerd had, betaalde hy my dat wachten, met hec
verlies zyner vryheki; doordien hy zo naby my opkwam, dat ikhemopmyn
gemak betrapte.
Op dien tyd ivas hy niet grooter dan hy in de Fig. afgebeeld is, en zy- Fis- !.
ne lengte befloeg niet TOel meer dan een halven duim. Zyn gantfche lyf was,
benevens de ter wederzyde ftaande zivem- of vin-vederen , bruin , en de kop
geel; het overige zullen wy in de l'iguuren , waarin hy vohvasfen afgebeeld
is, duidelyk zien, Men zal zieh ligt können verbeeiden , dat myne grootfte
Zorge nu was, te overleggen, hoe ik mynen nieuwen Gafl het beft mogte huisveften.
Ik deed hem ten eerften met alle voorzichtigheid in een glas, dat ik
by my had, en, t'huis gekomen zynde, zocht ik uit te vinden, wat tochzyne
aangenaamfte fpyze wäre. Zyn fterk tanggebit deed my ten eerften befluiten,
dat hy van andere Water-Infeften moeft leeven; doch toen ik hem dezelven
gaf, en bemerkte, dat hy 'er geen luft toe had, was ik al weder voor
zyn aanftaande verlies bekommerd. JViaar ten allen gelukke duurde dat vaften
niet lang; want toen ik den volgenden dag naar zyn welftand kwam zien, zag
ik zyne huid op den bodem van 't glas; de Worm was frifch en gezond, en
iets helderer van koleur. Dus was my nu de oorzaak van zynen flechten eetlufl:
bekend , welke in de verandering van huid beftaan had ; na verloop van
eelien dag verkreeg de huid ook weder de voorige donkere koleur; hy was greetiger
op de fpyze; en 't baarde my niet weinig vergenoegen, wanneer ik zag ,
dat hy de kleine en weeke Water-Infeften, welken ik hem bezorgde, verteerde.
§• 7-
N a deze verandering van huid verkreeg myn Worm , eer 'er nog 8 dagen Fig. 4.
verloopen waren , reets de grootte van de Fig. die byna een duim uitmaakt:
doch het zal niet ondienftig zyn denzelven in deze groote, aangaande
de geftalte en koleur, eens te befchouwen; dewyl hy dit gewaad niet lang
meer behouden zal. Zyne gantfche bovenvlakte is, tot aan den kop, nog
2Je Deels iße Stuk. Y don