58 E E R S T E CLASSE DER A A R D - K J E V E R S . Tab. IV. 59
T.\B.1V. weeten echter de minften iets van zynen rechten oorfprong. Höe veele Schry.
. ' ' vers, welken van de Infeilen gefchreeven hebben, men ook nazie , men zal
'er nochtans niets anders dan onzekere berichten van aantreffen. Veelen zyii
van gedacliten , dat de ScbrSier voortkomt uk het verdroogde of verdorde
Eike • h o n t ; anderen beweeren , dat hy dcor de paaring van een Mannetje
met een Wyf j e voortgeteeld wordt; en 'er zyn weder anderen, die fchryven,
dat hy uit een Worm ontilaat , die in 't verrotte Hont groeit, en milTchien
uit den Meft oorfpronglyk is. Maar dat hy uit het verrotte Hout of den
Meft zou voortkomen, geloofc niemand in onze dagen , daar men van den
oorfprong der meefte InfeSen gantfch anders overtuigd is ; doch, of hy
doorde paaring reets als Schröter uit het Ei kerne, dan ofhyeerll:een Worm,
en welk een Worm het zy, die in een Schröter verändert, is, voor zo veel
ik weete, nog van niemand aangetoond. 'tis wel waar dat Swammer.
DAM, in zyne algemcene Hlflorie der Infiäm, dit Vliegend Hart in de derde
Clafle fielt; waaronder , volgens zyne verdeeling , alle de Infeäen behooren,
die als een Worm uit het Ei voortkomen , naderhand in eene Pop, en
eindelyk in een gevleugeld Infeft veranderen ; maar men heeft reden om te
gelooven , dat hy den Worm van dezen Kever nooit gezien heeft ; want
daar hy de Pop van den Neushoorn-Kever befchryft, wenfcht hy eene Pop
van ' t Vliegend - Hart te mögen zien. Zie Bihlta Natarps. T. I. pag. 324. Wat
iny aangaat , ik ben altoos van gevoelen geweeil, dat de Schröter , als een
Aard Kever, uit een Worm voortkomt; inzonderheid , dewyl ik weete ,
dat alle de Aard- Kevers , welker oorfprong ik nagefpoord hebbe , in 't
begin Wormen waren. Vermits nii deze Wormen meerendeels, de grootte
uitgezonderd , in geilalte met elkander overeenilemmen ; meene ik waarfchynlyker
wyze te können befluiten, dat de Schröter-Wormdenzelvenook
gelyk zal zyn. Maar indien ik denzelven vinden wilde , moeil ik ook de
plaats van zyn verblyf weeten; en fchoon de Schröter zieh aan de Eike • boomen
onthoiide , waar van hy zyn voedzel trekt, zo was het echter nog onzeker
, of de Worm zieh ook dair mede voedde; nademaal my bekendwas,
dat de Mai Kever-Worm zyn voedzel zoekt aan de wortelen der gewaifen,
fchoon hy, als Kever, het loof van onderfcheiden Boomen tot fpyze gebriü.
ke. OndertuITchen fchoot my te binnen , dat de Wormen van den Goiiden
Neushoorn-Kever van 't verrotte Hout leefden; en dit verfterkte my in
myn geyoelen, dat ik den Schröter-Worm by de Eiken zoeken moeil. Na
dat ik nii omtrent zes jaaren lang vergeeffche moeite aangewend hadde, om
dezen Worm op te fpeuren ; verwekten echter de voorgemelde gedachten
eensklaps in my eene vaile hoop, dat ik toch eindelyk het loon voor deze
myne pooging erlangen zoude. Ik deed derhalve een naauwkeurig onderzoek
naar zodanige Geweflen, daar veele Eiken groeiden , die niet te verre
van ons afgelegen waren; en verilondbydie gelegenheid uit een goed Vriend ,
dat 'er. in hat Papgenheimfche gantfche Boffchen van Eike • boomen itonden;
waar.»
• de Hart-Kever op zynen tyd in eene groóte menigte te yin-TA».lV.
lie térílon^ myne ge daar over gaan : want nadien
S m s X d e n Brief ilon^^ Ik had, naamlyk , myn vermoeden
i^teTBrief aan dien Heer, ontdekt. en gemeld hoedamg Ameen-
• afdat "er de Schröter-Worm moeil uitzien ; mitsgaders hoe ik geloofde, dat
hy t^^h by de verrotte Eikeboomen ophield. Gemeide Heer vereerde my-
„ L Brief niet alleen met een genegen en fpoedig antwoord, m da oden
C dezes Jaars, waar in hy my aanmoed.gde om dat werk voort te ze^n
¿aar hy zond my ook kort daarop een tamelyk aantal der begeerde Wor-
Z - met naricht, dat zy, die deS.ervuilde Eiken uitgraafden ook eemge
tolfvolwaffen Scirätm gevonden hadden, welken zy, om dat er n.et naar
gevraagd was, hadden\aten liggen. Was ik te vooren begeer.g geweefl
L a r de Wormen, ik was nu ruim zo nieuwsgierig om deze halfwaffen Srfra-
L , welken ik voor Schröter-Poppen hield, te zien. Ik fchreef dienvolgende
op nieuw aan mynen Vriend, en ontvmg voorts verfcheiden groóte Eivormiae,
uit kleeverige aarde beftaande, harde Ballen, waar van zommigen
byna So groot waren als eens Mans hand , met bericht, dat de halfwaffen
Schöti^s m diergelyke ballen gevonden wierden. De nieuwsgierigheid het
my niet lang wachten; ik opende terftond, en met de grootlte begeerte,alle
deze Ballen; om te zien, of ik 'er zodanig eene Pop m vmden mogte; maar
ik zas 'er toen nog niets anders in dan loutere Wormen, die allen deneerlttoeaezonden
gelyk waren. Ik maakte deze Rallen weder zorgvuldig toe met
leem, en lei ze weg ; in gedachten, om ze wel haafl wederom te bezichtigen;
en te zien, wat 'er van geworden was ; als zynde voor ditmaal genoeg
voldaan, dat ik deze Wormen in htm verblyf deelachtig was geworden. Want,
gemerkt zy zodanig eene Wooning vervaardigd hadden, die zohard.yan
binnen geheel glad, en teffens zo gefteld was, dat ze daar in geen voedzel
konden vinden, kon ik daaruit vallilellen , dat de tyd hunner verandennge
reeds naby moeft weezen. Maar het fcheelde weinig, of ik was op andere
gedachten gekomen; en de hoop, om de Verandering van den Scbröier te leeren
kennen, fcheen byna te verdwynen. Ik had naamlyk één der Ballen over
't hoofd gezien, en ongeöpend gelaaten ; toen my zulks te binnen fchoot,
opende ik denzelven, en vond 'er eene Pop in, die niets minder dan naar die
van een Schröter, maar veel naar de Pop van een Hout - Kever geleek; gelyk my,
dewyl ik reeds verfcheiden foorten van Hout - Kevers kende, haare lange knobbelige
Sprieten, benevens de overige geilalte, duidelyk te kennen gaven. AIkenlyk
dacht ik, zoa het onmogelyk zyn, dat 'er onder de Schröter-Wormen
H 2 een
•V
s:
f