• UM
• ' : ')•;
8 5 E E R S T E C L A S S E'
T M . V I I . fchryft; de kleinae foort, die, volgens zyn zeggen aldaar, een Hoorntje
heeft, dat men meer voelen dan zien kan ; eti zyn Meilkever met Schoiiderhoornen
, waarvan hy in dit zelfde Deel fag, 17. gewag maakt , hebbe ik tot
nog niet können vinden : echter zal ik niet nalaaten , dezelven vlytig te
blyven zoeken , en, als ik ze gevonden hebbe, naauwkeurig af te beeiden ,
raitsgaders omftandig te befchryven. In zeker Kabinet van natimrlyke voorwerpen
hier te Lande, hebbe ik een grooten Goudkever gezien, die, geljk
het IMannetje van den Neashoorn-Kever, eene verhooging op het ruggefchild
heeft. Of deze nu het Wyfje van een insgeiyks gehoornden Goudkever zy,
kan ikniet zeggen. OndertuiTchen zou hy, dien het bekend is , dat'er onderde
Goudkevers mede Neushoorn-Kevers gevonden worden, niet alleen my,
maar ook , zo ik denke , alle Liefhebbers van de Hiftoxie der Infeften verplichten,
wanneer het hem geliefde my daar van bericht te geeven.
Ferdere beßbryvmg van den N E Ü S H O O R N - K E V E R , en van
dm SCHRÖTER.
§. I.
TAB-VIII. Tn de twee voorgaande bladen , van den oorfprong, verandering en andere
' 1 Eigenfchappen des Neushoorn-Kevers handelende , hebbe ik de inwendige
deelen, zo wel van den VVorm , als van den Kever, legen myne gewoonte,
wat omftandig befchreeven. De Hiilorie van dit Infeft , ons door SWAMMESDiM,
in zyn meermaals aangehaalde Werk , nagelaaten, heeft 'er my
, aanleiding toe gegeeven : en dewyl ik gezien hebbe , dat de Liefhebbers van
myn Werk, niet alleen in myne Afbeeldingen , maar ook in de bygevoegde
befchryving, altoos een welgevallen gehad hebben, zo wierd de hoop in my
deste grooter, dat de van S WAMMER DAM gemaakte ontdekkingen hun ook
even zo veel vernoegen zouden veroorzaaken , als ik by derzelver doorleeleezing
ondervonden had. Hierom hebbe ik ook in myne befchryving telkens
ingelaft, al wat my in de zyne merkwaardig voorkwam; en my te gelykeenigermaate
verbonden , om de Figuuren, die tot opbeldering der Smammeriamjche
berichten behooren, op eene byzondere Plaat te leveren. Deze befchryving
nu heeft niet alleen 't geluk gehad van den genen, die dezelve gcleezen
hebben, te behaagen, maar zy hebben my ook het gemeene Spreekwoord,
Belofte maakt fihuld , erinnerd ; en de Af beelding dier befchreeven deelen
van my begeerd. Vermits ik nu altyd de begeerte myner Leezers als een bevel
aanraerke, zo hebbe ik ook myne toezegging , door Tab. VIII. en IX.
welken ik hier , benevens de verklaaring , zal laaten volgen, wel willen veri
ullen.
§. 2.
SCÄRABAEORimTEKRESTBJUM CLASSISI
et cpc