Iiiiii
i r ò E E R S T E C L A S S E
Tib. I. gelyks met veel begeerte en naauwkeurigheid befchouwde, zagik einde]yk,iia
verloop van 14 dagen, dat eenigen dezer Wormen in eene diergelyke Foppe
l'ig. 8. veranderd waren, als de 3®' ¿'¡g- in haar hol verblyf vertoont.
9-
In den eerflen opflag gelykt deze Pop niet kwalyk naar eene ingewikkelde
Mumie; behalve dat ze niet zwart, maar geelachtig-wit, enbovendienzovaft
in eene tedere huid beflooten is , dat ze geen een lid \'an haare zes pooten,
welken men duidelyk ziet liggen, beweegen könne. Nochtanskanzezieh,als
ze aangeraakt v/ordt, met haar gantfche iyf, door fterke krommingen , van de
eene zyde op de andere wenden en keeren. De overige gedaante dezer Poppe
is in de J'jg. duidelyker te zien , dan tebefchryven. OndertuDchen dienen
z y , welken het onderfcheid der foorten dezer infeften begeeren teweeten,
voornaamlyk in aanmerking te neemen, dat de tegenwoordige Pop aan haar
achtereinde een paar ftonipe oker-geele piinten heeft; dat de kopgroot enmet
tivee blinkende zwarte oogen voorzien is ; dat 'er een gladde zoom of omflag
Over het voorhoofd heen loopt; en eindelyk dat haar gantfche lyf zonder hairen
is; het welk aan andere foorten niet gevonden wordt. Zommigen dezer
Poppen blyven wel 3 weeken, andere ilechts i ö dagen in htm vochtig verblyf
liggen ; doch de Wormen, die eerlT: in den lierfil: veranderd waren, bleeven ,
als Poppen , den gantfchen Winter door, tot in het voorjaar, in hunne gemelde
wooning. Echter veranderden zy beiden op de volgende wyze in een
Water-Kever.
De Pop begon omtrent dezen tyd allengskens tamelyk te zwellen, zo dat de
huid, waar mede zy omgeeven was, op den rüg van eikander barftte, dieze
vervolgens door ettelyke beweegingen afflrookte; zo dat men in de plaatsvan
eene Pop een Kever zage liggen. Deze Kever was toen nog zeer week, en
geelachtig-wit van koleur; maar die koleur wierd , na dat de Kever nog 8 volle
dagen in zyn vochtig holbleef, dagelyks donkerer ; ook nam hetiyf hoe
langer hoe meer in hardheid toe. Doch dewyl 'er zeer veele foorten van Water
Kevers zyn, zo dient men rjaanwkeurig op himne geilalte teletten, opdat
men de eene foort niet met de andere verwiifele. "Van de platte of breede
fbort , waar onder ook de onze behoort, ken ik 'er vyfderlei: als eene zeer
groote , waarvan ik den Worm tot nog niet hebbe können ontdekken; en
voorts, met de onze, nog vier andere foorten , die, behalve in degroctte,
anders in veele opzichten aan eikander zeer gelyk zyn.
DER W A T E R-I N S E C T E N. 7ai. I.
§. II.
IJK
Bletc^t opzicht
tot de tegenwoordige foort ilaat ons nog aan te merken, dat Tjib. r,
het Mannetje,[annetje, Fig. ç)^ gladde,„ - , en "'t Wy . f j e „ io, met fmalle verhevenftree-
,
pen ingekorven vleugels heeft. Hier door is deze foort ook van eene andere j,, ,0,.
te onderfcheiden , welke haar anders zeer gelyk is; alleen daarin uitgezonderd,
dat het Wyf je, zo als het Mannetje, gantsch gladde vleugels heeft. De
oppervlakte dezer van boven harde vleugelen is, aan beiderleie geflacht, blinkend
zwart-bruin; en ter wederzyde ziet men ze, zo als het halsfchildrondsom,
met een oker-geelen breeden Zoom geboord. Deze geele zoom is, aan
de buiten zyde der vleugelen na achteren toe, verdeeld, en gaat eindelyk te
niet. Voor aan den kop, by den bek, is ook nog een gcel boordzel, enaan
de zyden ziet men twee blaauwachtige blinkende oogen. De lange fprieten
vertoonen zieh aan beide de geflachten bynaeveneens; dezelvenzyndun, geelbruin
van koleur, en befl:aan uit 10 leden."*" Onder dezen ziet men aan den
bek nog een paar körte, inwaarts geboogen fprietjes , welken van 's gelyken
uit eenige leden te zamen gefteld zyn. Doch het voornaamile Kenteken,
waar aan , by deze breedlyvige Water-Kevers , het Mannetje best van het
Wyfje te onderfcheiden en te kennen is, beflaat daarin; dat het eerlle een
paar dikker Voorpooten, en aan dezelven , van onderen , een breeden Bai
heeft; met welken het zieh, behalve met de tedere klaauwen, in het paaren ,
op het Wyf j e , kan vasthonden , en zieh dus ook van zynen buit verzekeren.
Een dezer Voorpooten van 't Mannetje is by Lett. a , iets vergroot, onder 't Bg.K.
00g gebragt; en daar aan befpeurt men , ter piaatze, alwaar het eerftelid aaa
't lyfzit, een paar fpitzen: het tweede lid is voorwaans met eene rei hairen
hezet, en daarop volgt de Bai ; waar uit het dünne en uit 4 leden beftaande •
overige deel van den poot voortkomt, die aan 't einde 2 haakvormige klaauwen
heeft.
12,
• Ik hebbe aan cle Sprîeten dezer Revers wel i i , en met lièt wortel-Iuî mede wel 12 ledea •
geteld. Derhalve fchynt de Heer Kôfel in her Voorbevicht toi de tweede Claife der Aard.
K e v e r s , §. 3. pag. 103. van dit Deel, eenigzins misgetafl te hebbei?; doordien hy aldaar dezen
Water-Keveren insgelyks ticnledige Sprietcn, gelyk den IIont-Keveren (dac echter ook
b y allen niet doorgaat,) toefchryft. Doch ik ben niet ongenegeii rc gelooveii, dat 'er ook,
in het aantal der leden aan de Sprieten der Water - Keveren eene viitzoiidevlng plaacs heefc, zo
dat eenigen raeer en anderen minder dan lo leden vertoonen : want de groote zwarte Water
Kever van den Heer Frifch, waai- van ik hier voorens in de Aanmerking op de cerile §.
gerprooken hebbe, heeft niet alleeu anders gevormde Sprieteu j maar dezelven fchynen ook ul: :
Eiluder daQ 10 leden ;e beftaan, ICLEEMANÜf. .
» I
: M Iii
II