p ' ^ l l i f ^ J " •
M !
«Ifii
TAB. I.
I 8 O VOORBERICHT TOT DE T W E E D E CL A S S E
nog niet toeftaan; fchoon de voordat
veele Planten , van welken nien oudtyds ilelde dat ze geen
f n i ^ AM" i' ^bben: ja zelfs PE-
^NL I F T MICHELIUS heeft zulks van de Aard-Zwamvan
hir Mn' ' ' ' voor my ondertelle, dat zulks
I p n , ^ A ik zal het voor tegenwoord.
g daar laaten , of alle Planten Zaaden hebben, danniet,-
S T y T verwonderen over de wyze fchikking , volgens welke
de Zaaden dier Planten, van welken wy zeker weete^ dat zy
er mede voorzien zyn , in de Aarde komen. Het Zaad veeler
Plan en wordt van de menfchen verzameld, en , dewyl ze de
vruchten van het zelve tot hun nut weeten aan te wenden, met
AnH^P^w®® toevertroiuvd, gekoefterd en gekweekt.
Andere Planten verllrooien zelf haar Zaad , en wel indiervoege,
dat het met op eene plaats te zamen könne vallen , dewyl het
dan meerendeels te niet zou gaan maar zo dra het Zaad rvp seworden
IS, fpnngt de hulze, die tet Zaad beiluit, met zulk een
barftend geweld van een, dat de Zaadkorrels daar door verre van
de Plant af, en mc elkander, gedreeven worden. Andere wederom
brengen een Zaad voort, dat met eene foort van flosvederen
of wieken voorzien is; en dat. zyne rypheid verkreegen hebbende,
met benulp van dezelven , door de minlle beweeginj der
iLicht , herwaarts en derwaarts gedreeven kan worden, 't Is ook
met onmogelyk, dat zulks insgelyks nog op eenige andere, en
my tot heden onbekende wyze , gefchiedt ; maar het gene ik gezeg4
hebbe, is. over genoeg tot myn oogwit in dezsn.
5. 7-
De ondervinding naamiyk leert ons, dat, gelykerwyzs- de Infeften
zieh van de eene naar de andere plaats können beweegen,
en een bekwaainen oord voor hunne Eieren uitzoeken, 'er zo ook
Planten zyn , welken een Zaad voortbrengen , dat bekwaam is,
om door de namur naar zodanige piaatzen gebragt te worden, alwaar
het noodwendig voorkomen moet, als 'er, andere Planten van
iiiif''::!
..i-.'Sit