17Ö VOORBERICHT TOT DE TWEEDE CLASSE
S. 3.
Doch dewyl ik met de Waternimphen een begin maalce , zo
kan ik niec voorby ce zeggen , dac *er onder dezen 00k eenigen
W o r m c n der Waternimphen € Pootcn, en eene byzondere Vangtang onder den
K o p hebben; die z y , aïs Roof• Inf ede n , op andere Infeüen jache raaakend
e , fluicen, waar door zy dezelven daar mede können vangen. Dar ookdemeest
e Wormc n dier Waternimphen, welken als gevleugcide Waternimphen hunne
v l e u g c l e n vlak uitgebreid draagen , van achteren een waterilroom van zieh geev
e n ; waar door ze zieh de noodige beweeging tot het zwemmen können verf
c h a f f e n . En voorts , dat alle Worracn der Waternimphen meer dan een jaar
t o t hunnen wasdom noodig hebben; en g e z amenl y k , waoneerze vieageifcheeden
k r y g e n , in geene voedzellooze en onmagtige Poppen veranderen , maar in dien
t o e S a n d nog fpyze gebruiken, zieh ook als vooren beweegen, en alle hunne led
e n gebrniken können. Dac daar en tegen de Wormen der Waterilakken en
M u g g e n noch zodanig eene Vangtang, nochPooten, noch die manier vaozwemm
e n hebben; en ook geen zo langen tyd tot hunnen wasdom behoeven, eer ze
in Poppen veranderenTCcen minile de Slakken-Wormen oiet?) mitsgaders dat
z e , in Poppen veranderd zynde, noch eenig voedzel gebruiken , noch zieh als
• v o o r e n , en gelyk de Wormen der Waternimphen , beweegen können; fchoon
e e n i g e n derzelven in ilaat zyn , c m zieh fnel genoeg van hunne plaats te verf
c h i k k e n .
W y d e r s is het onderfcheid tuflchen de Waternimphen of Molenaars, en tusf
c h e n de Muggen en Slakken zelven, niet minder , dan tuflchen derzelver Worm
e n en Poppen. De Waternimphen toch hebben viergladde, doorzichcige,
n e t v o r m i g - e n g e getraliede vleugelen, van byna gelyke grootte;eenegantsch won»
d e r b a a r e wyze van paaren , een byt-tanggebit , en mec hairborftels begroeide
p o o t e n . Dé Müggen en Slakken hebben in tegendeel van die alles niecs, dan
Hechts tvvee vleugelen ; die ook wel met ribben en äderen doortoogen, maar
n o c h t a n s niet zo netvormig eng-getralied zyn ; en , in plaats van een tanggeb
i t , befpeurt men by haar eene foort van zuig-angel, of zuiger, waar mede zy
hun voedzel inzuigen en oplekken können. Even zo zyn ook de Muggen en
S l a k k e n zelven van elkander onderfcheiden ; nademaal de Waterilakken doorgaans
langer pooten en vleugelen, dan de Muggen, hebben. Ja zelfs is 'er,ond
e r de Wormen dier Waternimphen , welken de vleugelen plac o f vlak uitgebi
eid draagen, en die Wormen der Waternimphen, welken hunne vleugelen op
v e r f c h e i d e n wyzen, gelyk de Dagvlinders, opilaande te zamen geleid draagen,
e e n e merkelyke verfcheidenheid. Wel byzonder viodc men, dat de eerfteiizeld
e n van achteren met zulke Zwem- of Roei-vinnen voorzien zyn; en dac zc
z w e m m e n d e , zieh niet, gelyk de Viefchen, heen en weder beweegen,zo als de
W o r m e n der iaatilen doen ; om nog van andere kenmerken , waar door deze
v e r f c h i l l e n d c foorten van Infeften onderkend können worden , niet ce fpreeken.
D a a r en 'boven zyn ook de Waternimphen met haare Wormen niet weinig ondcr
DER W A T E R- I N S E C T E N. m
gevonden worden, die zieh, zo wel als Wormen, als dan, wanneer
ze in gevleugelde Schepzelen veranderd zyn , op de Aarde onthoud
e r f c h e i d e n van *t Oeveraas cn deszelfs W o rme n . De Wormen der eerfcen hebb
e n van achteren geene z o lange hairborltel - f p i t z e n , of lange fpitze vedcrvinnen,
DOch ter wederzyde diergelyke kleinen, gelyk de W o rme n van 't Oeveraas mee.
r e n d e e l s bezi t ten; dien der laatften ontbrcekt daar en tegcn weder zodanig eene
g e b i t t a n g , als die waar mede de Wormen der Waternimphen voorzien Zyn; wesh
a l v e z y ook mec,;^an den roof der leevendo Infeften , gelyk dezen , maar van den
i l y r a leeven. En'ichöon z y , even als de Waternimphen, wannecrze vleugelfchccd
e n krygen, na een langkzaamen wasdom, in geene voedzel looze Poppen veränder
e n , maar nog voedzel gebruiken, en hunne {^Docen beweegen können, zo blykt
h e t echter, dat 'er , z o dra ze gevleugelde Schepzelen geworden z y n , een groot ond
e r f c h e i d tuiTchen de Waternimphen en tuüchen 'c Oeveraas plaats heefc. ßehalv
e dat z e^e e n tanggebit, noch zulk een kop , als de Waternimphen, cn geene
m e t hair begroeide pooten, maar gladde en langer pooten hebben, zyn ze meer
e n d e e l s van achteren met eenige lange hairvormige ftaartfpitzen voorzien; daar
en boven befpeurt m e n , dac hunne beide achtervleugels , (welken z y , bencvens
d e voorvleugels, ook raeer om hoog r i cht en, dan e eni g e foort der W a t e r n imp h e n ,)
o n g e l y k kleiner, dan de voorvleugels, en, hoevvel glad en doorzichtig, niet zo
n e t v o r m i g - e n g ' g e t r a l i e d zyn. Ook wordt men in hunne w y z e van paaren een zeer
g r o o t verfchil gewaari en hun leven is ongelyk korter, dan het leven der Watern
i m p h e n . Dat voor 't overige de Waternimphen met haare Wormen vande Wa«
t e r - V l i n d e r s en hunne Rupfen insgelyks zeer duidelyk tc onderfcheiden z y n , oor«
d e e l e ik overbodi g aan te toonen. Niemand immers zal ontkennenj dat degeftalte
d e z e r beider foorten vanlnfecten z o ontwyffelbaar van elkander te onderkennen is,
dac men z e onmogelyk voor zulke foorten könne houden-, die onder 66n geilacht
b e h o o r e n . Want, behalve dac de Rupfen der Water-Vlinders 'er gantfch anders
u i t z i e n , . d a n de Wormen der Waternimphen, zo onthouden ze zieh meerendeels
i n , e e n zel f^ebouwd huisje ; als ze veranderen , können ze zieh, als te vooren,
• liiet meer,van hunne pooten bedienen; en o o k nuttigen ze geen fpyze me e r , voor
dat zej,".uit P oppen, volkomen gevleugelde Infeften geworden zyn^ waar van,gel
y k i k gezegd hebbe, by de Wo rme n der Wa t e rnimphe n bec r e cht e tegendeel plaats
h e e f t , En wie zou ooit durven ontkennen, dat de Viinder, welke uit diergciyke
W a t e r - R u p f e n ontitaat, eene ganfch andere gedaante hebbe, dan de Waternimp
h e n ? Een oplettende ziec terftond, dat z e geene z o doorzichcige gladde vleugel
e n h ebben, maar zodanigen, die msnigwerf met tedere hairtjes bezet z y n ; enhy
w o r d t daar en. b o v e n duidelyk gewaar,dat z e h u n n e v l e u g e l s o o k g e h e e l anders draag
e n dan de meefle Waternimphen; te weeten fcheef en dakvormig, als veelen
N a c h t v l i n d e r s der tweede Clafie doen: 't wel k tegen de g ewoont e der Waternimp
h e n is. Echter moet ik , dus fpreekende, hier in 't voorbygaan aanmerken, dat
m e n 'er dan eene gantfch byzondere foort van Wat e rnimphen, die een zwart • hai -
• rigen kop en l y f , lange kolfachtige fprieten, half doorzichtige en half geel-don-
• ker-bruine gevlakte vleugelen heef t , en die zel f s eene uitzondering onder de Wa -
t e r n i m p h e n maakt , enmisfchien een middel-Infeft is, van heefc uit te zondercn.
B y dit alles komt 00g, dat de Vlinders der Wa t e r -Ru p f e n , voor' t ovehge, ook
v e c l langer pooten en fprieten, dan de Waternimphen, hebben.
Inüde
Deels iße Stuk. Z
i W ' i ' : :
I 1
m