I "
H O VOORBERICHT TOT DE T W E E D E CL A S S E
laid veroorzaaken; en hoe Härder en drooger het hout is, waarin zy
huisveften, des te duidelyker kan men zulks hooren. Dit geluid of
getik komt veeltyds overeen mctdat van den flingcr vaneen Zak-Horologie;
en dewyl'er zieh verfcheiden foorten van Hout-Wonnen
in de planken, raamen en balken onzer Wooningen onthouden, zo
. gebeurc het dikwyls , dat men dit getik in de kamers of bedfteden
hoorc ; en dan worden deze Wormen, daar men anders llechts afkeerig
van is, doch die men voor 't overige niet vreell: , tot gediichte
voorboden van een toekomend fterfgeval. Want die zogenaamde
Dood-Idok, of Weldier,of, gelyk men inDuitfchlandzegt, de Aardfmit,
is inderdaad niets anders dan een Hout-Worra, die in de plank€
n of wanden der Kamers of Bedfteden zit. Men zou my hier veelligt
wel van eene dwaaling können befchuldigen, onderftellende dat
ik de Wand-Luizen niet kende, wellcen van verfcheiden Schryvers
voor de oorzaak van dit geluid gehouden worden; gelyk nog onlangs
de Heer T. G. H. in zyne Aanmerkingen over de zogenaamde bygeloovige
Sterf-Horologien, Dood-kraaijen , enz. dezelven, als deze
gewaande verfchrikkelyke voorboden befchreeven heeft. Doch het
tegendeel is waar; ik kenne die zogenaamde Wand-Luizen zeerwel;
inaar ik hebbe groote reden, waarom ik, ten hunnen opzichte, het
gevoelen dezer Schryvers, welker verdienilen ik anders hoog achte,
niet kan toeftemmen. Deze Wand-Luis, welke ook de Papier-Luis
genoemd wordt, en zekerlyk dien naam heeft, om dat zyne gedaante
veel overeenkoinft heeft met die van eene Luis, behoort totdelnfeften
die geene verandering onderworpen zyn,- heeft geen vleugelen,
maar Tange fprieten en zes pooten , van welken de achterften de
groocften en langften zyn. Dit alles hebbe ik door middel van een
Zon- Microscoop geleerd; dat ik nooit gedacht had te zullen deelachtig
worden, als uit de Voorrede van het Eerfte Deel myner Natuurlyke
Hiftorie der Infeclen blykt; alvvaar ik gemeld hebbe, door Wien
ik het gekreegen hebbe, en waar men het zelve befchreeven kan vinden.
Dewyl nu dit Infeft zeer doorzichtig is , zo hebbe ik, door
middel van dit Microscoop , deszelfs inwendige deelen duidelyk befchouwd,
en zelfs de beweeging van het voedzel-fap daarin waargenomen;
maar geen enkel zodanig ondoorzichtig en hard deel in 'tzelve
ontdekt, dat het, om zulk een geluid te veroorzaaken ,noodwenilig
hebben mceft: en indien ik het , volgens de vertooning door het
" Mi-
D E R A A R D-K E V E R S. I I I
Microscoop , aftekende,.zou men zien , dat het veel eer by een
H ;i . of Veld- Krekel, dan by eene Luis te vergelykeii^zy. Dit Infeä
woVdt, in de Dn^kkeryen, in o u d e Boeken en tuffchen gedruke
n a X e n gevonden; maar het doet 'er geen fchade ann, en kan zeer
eUoopen® '£r is ook nog eene andere foort, die zidi meeft in de
Tu nen en op de Velden onthoudt. Deze is niet zo b ank als de eerfte,
maar meer donker graauw-bruin van koleur, doch voor tovericevanhetzelfdemaakzel;
men kan ze onder de bloemen-knoppen
en eiders by menigte vinden. Indien nu dit Inleft het zogenaamdu
Dood-klokje wäre, dan moeft men het op zulkepiaatzen, alwaarhet
zieh, gelyk in de Drukkeryen, veelvuldig onthoudt, niet alleendik-
W s , maar ook op verfcheiden piaatzen te gelyk duidelyk hooren;
doch ik hebbe -er dit geluid nooit vernomen , fchoon wel verzekerd
dat'er die Diertjes tegenwoordig waren, en ik 'er welnaauwkeungop
lette. Hoe zou ook dit Diertje, mag men wel vraagen, dat geluid
können maakendaar het zo teder en week van aart is , dat het , byaldieii
men het niet zorgvuldig behandele, met een teder penceeltje
ligtlyk aan ftukken te wryven zy. Ik blyve derhalve by myn gevoelen,
dat het zogenaamde Dood-klokje, of voorteken des Doods,met
anders is, dan een Hout-Worm;, en houd 'er my des te vafter aan,
om dat ik meer dan eens door de ondervinding hier van overtuigd.
ben geworden. Ik hebbe naamlyk verfcheiden maalen de moeite genemen,
om, wanneer ik dit tikken hoorde, op de plaats, daar t geluid
van daan kwam, eene openingte maaken; en'er dan altoos eea
Houtworm, maar nimmer eene Wandluis gevonden. Indien het echter
een ander Infecí mogte weezen, dan 't geen ik hier befchreeven
hebbe, zal hy my zeer verplichten, die de goedheid hebbenvvil, van
my het tegendeel aan te toonen. Doch het zal tyd worden, dat wy
wederkeeren tot onzen Hout-Kever : want fchoon ik tegenwoordig
niets meer van zyne Eigenfehappen te zeggen hebbe, moet ik echter,
eer ik dit Voorbericht fluite , nog eenig bericht geeven van de twee^
met a en h getekende Figuuren onzer Tab. -, nademaal zy met tot
onza Hout-Kevers behooren, welken in de volgende bladen dezer
ClaiTe verhandeld worden.
§. iiv
Ik zou wel haaft zeggen, dat de Kevers den voorrang boven a«IlIIiPe-
'•f'' rliíí
•stfi
i/