31-
T.«. I.
F/g. p.
eil IO.
Bg- II.
en 13.
T W E E D E CLASSE
peuzeld worden., offterven. Dk alles, zeggeik, weet elkeeui maar dat-ze
Eieren leggen, waaruit Wormen ontflaan ; dat 'er uic deze eieren binnen vier
jaaren weder Kevers voortkomen; en dat men voorzeggen kan , of 'er veel of
weinig Kevers in dat jaar zullen zyn , als mede of ze roode of zwarte Halsfchilden
zullen hebben.; daar van hebbe ik nog weinig gemeld gevonden;
en derhalve zäl ik, al wat my, door een vlytig onderzoek, daar van bekend
geworden is, hier omftandig befchryven.
•Ik zal myne Befchryving met die van den Kever zelven beginnen. Van
dezen Mai-Kever vindt men tweeeerleie foorten , waar van de eene foort , in
het zelfde jaar , menigvuldiger dan de andere , en wel benrtswyze , gezien
wordt. Dat deze beide foorten, by haare groote gelykheid, echter door het
Halsfchild, dat aan de eene rood , en aan de andere zwart is, gereedlyk te
onderfcheiden zyn, valt een ieder ligt in 't o o g ; maar buiten dat bepaalend merk ,
is 'er aan het harde, ilyve en naar beneden geboogen flaartpunt , ooknog een;
ter onderfcheiding dienend kenteken te befpeuren. Want dit flaartpunt is aan
alle de Maikevers, die een rood Halsfchild hebben, klein en kort, en aan die,
welken een zwart Halsfchild draagen , langer en dikker; ook zyn aan zommigen
dezer laatiten de Pooten, die anders eene roode koleur hebben , insgelyks
zwart. * Het geflacht der Mannetjes en Wyf jes dezer beide foorten is ook ligtlyk
te onderfcheiden; nademaal het zelfs den kinderen bekend is, dat de biaderige
Spriecen der Mannetjes lang , en die der Wyf jes kort zyn. f En hier
uit kan men terilond opmaaken, dat de 9''= Fig. onzer 1''= Tab. hef Wyfje-van
eene roodfchildige foort zittende , en de 10''= Fig. het Mannetje vliegende
vertoont; als ook dat 'er in de 1 F i g . een zwartfchildig Mannetje, en in de
I2<'= Fig. het Wyf j e dezer foorce, beide kruipende , afgebeeld worden.- Het
biaderig bosje der Sprieten is kleiner, als de Kever ruft,danwanneerhyvliegt:
want zo dra als hy zieh gereed maakt om te vliegen , fpreidt hy die bosjes'
uit. Deze Sprieten hebben vooraan, by de zwarte oogen, een gewricht , en
pnder aan den bek ziet men nog twee andere kleine Sprieten.
Men kan daarenboven onze Maikevers, door de driehoekigeenwittevlakken
aan den Buik, gemaklyk onderfcheiden van de andere foorten , die in
deze'
* Of deze aangeliaalde Kentekens wezeiilyk daai-roe Iroiiiien dienen, om de rood- eii zwartfchildige
Maikevers in tvveecrleie foorten te onderfcheiden; zal ik ook vervoigens trachten te beili'sfen.
Kleemann.
f Een zodanig binderig Bosje , als 'er aan de Sprieten der Maikevers gevonden wordt , befiaai
b-y de Mannetjes uit 7, en by-tle Wyfjes riiaar uit ö blaadjes.
Kkeemainx»
d e h a a r D-K E V E R S. Tab. I. 3 5
deze Claffe voorkomen. Wat het overige maakzel der uiterlyke deelen desTA..I,
S a a r n s betreft, het zelve is duidelyk uit de Figuuren af te neemen ; »en ik
äate ee . iegelyk befchouwer vry oordeelen , of ik in de afbeeld.ng de natui.r
w e r s e v ö l f d \ e b b e , dan niet. De onderfte doorzichfge Vleugels, als ook de
toenvlakte van 't lyf, zyn in de 10"= Fig. onderfcheiden te zien; en hiercmu
e n t T a t nog aai/te merken, dat deze Kever, gelyk ook anderen, op de
b o v ^ v l a k t e van 't achterlyf met iuchtgaten voorzien is welken ter wederzvde
op de ringen o f leden Haan; en dat 'er zomsgelyks achter het Halsfchild,
onder de menigvaldig aldaar liggende hairen , nog twee diergelyke Iuchtgaten
gevonden worden, die echter allen, in 't zitten van den Kever onder de Vleiileldekzels
verborgen zyn. Onder de zes Pooten hebben de beide voorften
b e h a l v e d a t z e k o r t e r z y n , nog dit byzondere , dat hun middelfte hd dikkei
is dan de anderen, en ook aan zynen fcherpen rand twee of drie Icherpeuit.
ge'tande punten heeft, waar door de Kever in ftaat gefteld is , om de harde
tarde des te beter en gemaklyker te können doorgraaven. De overige twee
paar Pooten zyn elkander ganfch gelyk, en het dünne middelfte lid heeft aan
het einde, naar den klaauw toe , twee fpitze doornen. Na by dezelve heelc
het dunfte deel van den Poot zyn gewricht, het welke aan alle de zes Pooten
uit vier o f v y f kleine leden beftaat, en aan 't uiterfte emde met eenpaarlcherpe
hoekvormige klaauwen voorzien is, die ter vafthoudinge dienen. 1 ulichen
de Pooten is de ondervlakte van 't lyf digt met geel -graauwe hairen bezet; en
op het Halsfchild en den Kop ftaan insgelyks verfcheiden , hoewel korter, hairties
Diergelyken ziet men ook , zo wel op de bovenvlakte der Vleugeldekze-
Jen, als aan de Pooten , wanneer men den Kever door een Vergrootglas befcho'uwt;
doch die, welken op de Dekvleugelen zyn, fchynen voor 't bloote
oog flechts ftof te weezen.
4-
Dat deze Kevers paaren , en geduurende het zelve lang aan elkander vaft
blyven, is eene bekende zaak ; doch om eene afbeelding hunner Teeldeelen
op deze Plaat te geeven, laat de ruimte voor dit maal niet toe. Het na de
> Men kan , uit de geflalte des Maikevers en de geftcitenis zyner Pooten , duidelyk afiieeiuen,
dat zy geaie zeer groote gelykheid lieeft, met de geftalte van zodaiiige Kevers, die zieh geiladig
op de Aarde, of meerendeels op de Bioemen ontliouden ; gelyk dit veelvuldig van de
Goud-Kevers gefchiedt , fchoon dezelve ook veeltyds op het Hoeizel der Boomen gevonden
worden. Want behalve dat Iiy ronder venvulfd is, zien 'er de Vleugels infgelyks ronder mt;
ook zyn de Pooten niet zo breed , als die van andere Kevers , die zieh meer in en op den
Aardbodem ontliouden dan liy ; en hierin komt de Mai-Kever meer overeen met zodanige
Kevers, die hun voedzel op de Boomen moeten zocken. De menigte dezer Kevers veroorzaakt,
door het veelvuldig zwermeu om de bloeiende Ooft- en andere Boomen, een brommend
geluid in de Iticiit, het welk in de ooren der Kinderen een aangenaam Muziek is; en
de anders op de uitroeijing van 't Ongedierte niet zeer bedachte Jengd traclit deze Kevers by
meuigte te vangen, om zieh met derzelver fiiorrende viucht te vermaakcn.
K l e e ä i a n n .
E 2
' : l
•1
Ii:,:;,
' B , „ •
L i : , i