8 V O O R B E R I C H T TOT DE H E R S T E CLASSE D E R A A R D - K E V E R S .
dien naam draagt, en by ons onder de kleine fchepzelen gerekend
wordt. De kleinfte Vifch, dien ik kenne, zai mogelyk de in Saxen
en eiders niet vreemde Stekeling * zyn; dewyl zyne grootte , in de
lengte, niet veel meer dan een duim is; ondertuflchen heeft hy met
de groote Vischen die zelfde Eigenfchap , dat hy zo wel als dezen
zyne kuit fehlet. By deze gelegenheid herinner ik my, ergensgeleezen
te hebben, dat 'er in de Indien zulke groote MolTelen zyn , dat
de Inwooners zieh van dezelver Schulpen, in plaats van een Varkenstrog,
bedienen; terwyl men 'er in tegendeel wederom anderen ziet,
die zeer klein zyn; nochtans behooren ze beiden , volgens de Kentekens,
in de Voorrede van rayn Eerile Deel opgegeeven , onder de
I n f e i l e n ; fchoon men anders denke, dat de Infeäen maar kleine Dieren
zyn. Om kort te gaan, de grootheid of kleinheid kan my in myne
Verdeeling niet hinderen; en de kleinfte Kever, dien ray ookhet
Mikroskoop maar aantoont, (waarmede ik het tegenwoordig zo verre
gebragt hebbe, dat het ray de voorwerpen, in hunne raiddellinie alleen,
3456 niaal grooter voorftoogfiel t ,}eenzodanigkleinKevertje,
zegge ik, behoort zo wel tot deze eerfte Claff;, wanneer hy de tot
de graaving noodige fpitzen aan zyne voorpooten heeft, als het zogenoemde
groote Vliegend - Hart.
S- 7.
Verfcheiden Schryvers over de Infeften hebben met de Kevers een
begin gemaakt, en raenig een zal veelligt denken, dat han de voorrang
toekomt; overraits derzelver Wormen zo veele jaaren noodig
hebben tot hunnen Wasdom; het welk my ook van geen ander, der
Veranderinge onderworpen Infeil, bekend is. Maar de iVicifelen en
Slakken, welken insgelyks, volgens de kentekens , door ray opgegeeven
, Infeäen zyn , fchoon ze niet veranderen, bereiken nog een
hooger ouderdoin. Indien nu de voorrang in gevolge hier van te beftem
• Die Vifchje is, van boven op den rüg, en ter wederzyde onder aan den buik , en
dus in alles, met dvie fcherpe puncen of doornen voorzien ; welken het zo wel
längs het lyf toeleggen, als uitfteeken kan. Van daar komt hec . dat men zomtvds
in den bek der Baarzen, en andere Roofvischen , zodanige Vischjes halfver.
gaan vjndt vaftzitten, dewyl ze dczelven ßiet konden doorflikkcn , oin dat dezcn
de ftiekels uitgebreid tedden. RÖ S E U
ilemmen wäre, dan hadde ik daarmede moeten begmnen. Doch ik
ben van gedachten, dat elk hierin eene vrye keiize heeft; en zo wel
myne Leezers, als ook ik zelf, hebben daardoor, dat ik met met de
Kevers of Torren begonnen ben, iets gewonnen. Want federt dien
tyd dat ik myne befchryving der Infeden hebbe bßginnen uittegeeven,
is zulks meer en meer bekend geworden; en heeft my verfcheiden
Liefhebbers doen ontmoeten , welken de goedheid gehad heb.
ben, van my, in myn voorneemen, de behulpzaame bandtebieden.
Onder dezen ben ik inzonderheid den Koninglyk-Poolfchen en Keur-
Saxifchen Berg-Raad, en Opzichter der Koninglyke Naturalien-Kamer,
den Heer E I L E N B U R G , degrootftedankerkenteniifeverplicht;
als welke my niet alleen verfcheiden uitheemfche Springkhaanen, maar
ook eenige gehoornde Kevers, om 'er myn Werk mede te vercieren,
heeft toegezonden. Daarop gaf ik tuflchen beiden de Plaaten en Befchryving
der gemeide Springkhaanen, zo als ze in 't vervolg van die
Deel voorkomen, uit *; en fcheon myne bladen alleen de inlandfche
Jnfeften beheizen moeften , hebben echter de Liefhebbers dezelven
z o wcl ontvangen , dat ik my van de vreemde Kevers, welken ik
thans befchryve, en afgebeeld onder 't oog wille brengen, niet minder
beloove. Byaldien ik nu myn Werk met de Kevers begonnen
had, zoude ik mogelyk niet in ftaat geweeft zyn, den Liefhebberen
het volgende bericht dezer vreemde fchepzelen mode te deelen. Ondertuflchen
vleie ik ray, dat ze dit alles met verraaak zullen zien:
want fchoon men ze hier en daar verftrooid vinde afgebeeld , ben ik
echter van gedachten, dat ik deze Afbeeldingen met cenigen^meerder
yver en vlyt bewrocht hebbe; doch ik laat dit voorts aan 't oofdeel
der kundige Liefhebbers over , en keere my thans tot de befchryving
dezer uitheemfche gehoornde Kevers. Men ziet hier , ia
de eerfte piaatze, in T A B . A . L Fig. i.
Doch dat de Heer Ro/e! dezelven aldaar, als gemeene Kevers, uitgegeeven heeft,
daar toe heeft hem dies tyds, toen hy dit Werk ftukswyze uitgaf, de gelegenheid
aanleiding gegeeven; want de Springkhaanen heefc hy voor de Kevers gehad , en
dus .heeft hy ze ook eerder können afbeelden. KL E EMA N N .