TAB. I.
Fjg. l.
B s . s.
Fig. 3.
3 5 E E R S T E CLAS S E
p a a n n g bevriiclite Wyf j e kriiipt terftond in de aarde, en een fpan diep daarin
gedrqngen zynde, ontlail hat zieh van zyne Eieren. Ze hebben eene eeni?.
zms laiigwerpig ronde gedaance, en helder geele koleur, gelyk de i»' fi^.dez
e l v en in hunne natuiirlyke gedalte en grootte veitoont; en zyn niet , gelyk
zoramigen onderftellen, in eene faort van aardpillen beflooten , maar liggen
enkelvoudig verfpreid. De Eieren gelegd zynde, zo komt de Keverweder uit
de aarde te voorfchyn, en geneerc zieh nog een tydlang mec de bladeren der
boomen: doch of hunnepaaring in dat jaar meer dan eens gefchiede, en zy
dienvolgens verfeheiden maalen Eieren J e g g en, heeftray de ondervinding tot
nog met geleerd , en ik twyffele 'er ook hartlyk aan. Dat ze Eieren leggen,
hebbe ik op de volgende wyze ondervonden. Ik verzamelde eene menigte
van deze Kevers, die zieh gepaard hadden , en bewaarde dezelven in groote
G l a z e n , welken tot Over de helft met aarde gevald waren; op deze aarde lei
ik eene groene zoode, en bedekte het glas met een dun toegebonden floers.
V e e r t i e n dagen daarna vond ik in één dezer glazen reeds ettelyke honderd
E i e r e n , doch zonder aardpillen ; een ander glas liet ik onaangeroerd , vreezende
dat de Eieren daardoor eenige fchade mogten lyden, en bragt ze gezamenlyk
in een kelder.
5-
Omtrent den Herffl wierd ik dezer glazen weder indachtig, entoeniknaar
de daar in zynde Eieren zag, vond ik, in derzelver plaats,louter kleine Worm
e n , gelyk m de 2 Fig. afgebeeld zyn. Doch dewyl de Zoode in den kelder
wat verwelkt was , en ik ligt denken konde , dat ze hun voedzel daar in
z o e h t e n , zo veranderde ik dezelve , en gaf hun eene frische Zoode. Hierop
wierden myne Wormeu , geduurende den Herflb , merkelyk grooter ; des
W i n t e r s zette ik het glas andermaal in den kelder, eu nani 'er het zelve , in
' t begin van 't Voorjaar, weder uit , opdat de Zoode langer groen blyven
mogte. Na verloop van de maand IMei, en wat dieper in den Zomer , toen
myne Wormen reeds een jaar oud wjren, hadden zy de grootte van de 3«^«
Fig. ; en toen moeften zy om den anderen of derden dag met eene frische
Zoode voorzien worden Toen zulks eerlang ook niet meer kon toereiken,
bezaaide ik eenige Tuinpotten met Erweten, Linfen en Saladezaad; en 't gezaaide
nitgeloopen zynde, bragt ik 'er myne Wormen in, opdat ze hun voedzel
aldaar vinden mogten, beftaande in de wortelen van jonge planten Ondertuffchen
durfde ik . om hun een genoegzaamen voorraad te verfchaffen,
niet meer dan één , of op zyn hoogfl twee Wormen , in ieder Pot doen. Op
die manier voedde ik dezelven tot in het tweede jaar ; na verloop van 't welke
z y de grootte hadden van de <(.''= Fig.
§. ö.
A l s t o e n befpeurJe ik duidelyk, dat myne Wormen dezelfden waren, welken
BEK. A A R D - K E V E R S. Tab. I. 3 7
f u n n ' k r o o t ^ V y a n d e n Anme rken' Want dewyl deze Infeaen de wortelen
d e r T o n i planten en kruiden afknaagen , zo veroorzaaken - z y het verwelken
van d e X e C en ik hebbe menigmaal gezien , wanneer een 7 umman eene
v e ? w e f e n d e ^lant op een der bedden zag, en dezelv^e met aarde en al uit den
I?ond natn dat 'er zodanig'een Wor m onder zat. Ku verzekerd zynde dat
l y n e « n « I i opgekweekte Wormen de wezenlyke zogenoemde Engerl,„gen
X n befloot i k l a r op een groot deel derzelven ^ ^
•de hun het noodige voedzel, zo veel doenlyk was, Maar de tyd van myne
' i t he" F i voortgekomen Wormen my veel te ang vallende , verkoos ik om
de Verandering des te fpoediger te zien , een.gen der grootften. ^ochtans,
1 tevens te weeten hoe veel tyd 'er, van hunne gebeerte af, tot aan de ver-
T d e r i n g in een Kever , verliep, bewaarde ik ook de mynen afzonderlyk en
vergat geenzins voor hun onderhoud te zorgen. Dein.ettegenflaande verloor
ik 'er veel; maar die ik overhield, bragten ook het derde jaar door, zonder te _
veranderen, en hadden toen de grootte der gedaante van de l'ig. "S- >
§• 7-
Laat ons nu dezen Wor m wat naauwkenriger befchouwen , om denzelven
van anderen der tegenwoordige' Claife des te beter te können onderfcheiden.
Zyne grootte beloopt ruim i f duim ; maar dewyl hy meerendeels bmnenwaart?
gekromd ligt, fehynt hy korter. De koleur van zyn lyf is meeft bleek • g e e l ,
doch taiTehen de rimpels van den rüg iets graauwachtig. De ondervlaHte van
" 't lyfi s glad, maar de bovenile verwulfd. • Met achterfte lid is het grootlte en
d i k i l e ; en dewyl 'er, benevens defpyze, ook de drek m is, die'er door heen
i l r a a l t , zo heeft het eene blinkende violet graauwe koleur. Het gantlche
lichaamvan den W o r m beilaat, behalven denkop, i n 12 rmgen of leden, gelyk
by de Rupfen; en op den verwulfden rüg is op leder ring een paar rimpels
of plooien te zien; welken den W o r m in de aarde totvallzettingenvoortfchuiving
moeten helpen en dienen. Aan ieder zyde van ' t iyf loopt , overalle
de ringen, een verheven lyf tofwrong, waarin men g Spiegelpuntengewaar
w o r d t , die zo veele luchtgaten, en gevolglyk een getal van 18 , iiitmaaken;
welken den Wor m ter ademhaalinge behulpzaamzyn. Dezelven Haan ,wederz
y d s , op ieder ring een; behalve op den tweeden , derden en laatiten. De
zes Pooten, die onder de drie eerfle ringen zitten , hebben eene geelachtigroode
koleur, en vier of vyf leden, van welken het uiterlfe, inzonderheid aan
de achterfte Pooten, ftomp toeloopt. Ik hebbe aan deze Pooten geen klaauwen
können vinden, maar alle derzelver leden zyn met veele tedere hairen ,
van dezelfde koleur, begroeid; welken ook hier en daar over het gantfehe lyf
befpeurd worden. De Kop van dezen W o r m is, naargerade, tamelyk groot,
• e n p l a t r o n d van gedaante. Deszelfs koleur is blinkend en geel-bruin; en
E 3 ' viui