?'!'S !
15^18
(O G .d e
Roo Annal.
Au-
ftriæpag. 6c4.
(1) Cufpi-
niani Vita
Maximil.
Coefaris.
wierdt, hoorde hy Jacob Manlius zyne
o f zyner Voorvaderen daaden leezen.
Ook waren ’er twee ( i j geleerde
Geneesheeren, behalven die van
zynen huize , Willem Polymnius en
Georg Collimitius, uit de hooge Schoole
van Weene derwaart ontbooden,
welke by beurte waakten, en grootelyks
van den Keizer geacht wierden.
Zeer geduldig was de Keizer in zyn
lyden , noch door de fmert der ziekte
noch door de vrees des doods verllaagen
verleende hy zyne Raaden en
Redenaars t’elkens gehoor. Maar toen
de krachten begonnen te ontbreeken,
en hy aan ’t zwakke gellel het onver-
mydelyke nur voelde genaaken, gafhy
lall zynen uitterften wil (x ) in fchrift
te ftellen, en door den zelven waar
en op welke wyze zyn Bghaam zoude
begraaven worden, ook zyne Land- ly iS
voogden , Beftierders, Voorzitters en '
alle Amptenaars in hunnen ftaat te laaten,
tot dat een zyner Kleinzoonen der-
! waart zoude koomen. Eindelyk zynen
Biegtvader veele heimelyke zaak«n
bevoolen, en van den zelven de laatfte
plechtigheid der Kerke ontfangen
hebbende, beval hy zyne ziel aan God,
en ftierf den twaalfden yan Louwmaand ,j.,p
des jaars 'vyftienhonderdennegentien, om- -
trent het zestigfte jaar zyns ouderdoms,
en het dricenderligfte zyner heerfchappye
in Duitsland. Niet zonder’ groote
droefheid voor zyne Hovelingen en
Onderdaanen, en zelf voor de Nederlanders
, die den Keizer zonderlinge ach-
ting droegen , en de fmerte, in dit zyn
overlyden gevoeld, op deezen rekenpen-
ning uitgedrukt hebben.
Rondom het halve lighaam van den dood, die op de voorzyde met drie pylen in de
regterhand, en eene doodkill onder den flinker arm ftaat afgebeeld, vindtmen deeze woor-
(jre«p. den uit den verftandigen (3 ) Jefus Sirach ;
0 M O R S , Q.VAM AM A R A E S T M EM O R IA
T V A , iyi8.
0 D O O D , HOE B I T T ER I S UWE GEDACHTENI
S , ly is .
De tegenzyde fchynt in het beeidwerk haare zinfpeeling te hebben op het overleve-
ren der tydinge ; en in het omfchrift op de verbintenis , welke God tusfchen ziel en lig-
w Emu- iMam gemaakt heeft ; wandt men leeft ’er deeze uit de heilige bladeren ( a l ontleende
gel. ™van fpreuk;
Matthæus
Cap. XIX.
vers. 6.
Q.VOS D E V S C O N IV N X IT H OM O N O N
S E P A R A T .
lyip
W E L K E N GOD S A AME N G E F O E G D H E E F T SCHEIDE
DE MENS CH NIET.
lyiÿ
'Zeldzaame befchikking en veele by-
geloovige omftandigheden hadt de Keizer
omtrent zyn dood lighaam bevoolen.
Men moeft hem het hoofdhair
affcheeren, de tanden uitbreeken, en de
oogen, ooren en den mond met on-
gelefte kalk vullen, voorts in een kleed
winden, en dus ongebalfemd in eene
eilte kift leggen, welke hy wel vyf
) Jo. Fa- ( I ) jaaren heimelyk alom met zieh sebri
Orat. j . , ,
riineb. voerd, en m eene yzere koffer van wel-
“piri'rl '*** ***= fl™“ *! > ''org-
Gem™'’"’ bswaard hadt ; zulks zyn Huis-
Rer. ' gezin, ziende dat zyne Lyfwagten die
fol"»!’ ’ °P kämet bragten daar de
Keizer fliep, niet ongegrond waande,
datze met kleinoodien en juweelen gevuld
was.
Het doode lighaam , in deeze kift geflooten,
wierdt naar Weene gevoerd;
aldaar de lykplichten in tegenwoordigheid
van al den Ooftenrykfchen Adel
door den Bisfchop in S'. Stephanus
Kerke verricht zynde , is her naar
Nieuwftad overgebragt, en in de Kerk
van S'. G eo rg , nevens zyne Moeder
Leonora, voor het hooge Altaar op zoodaanige
wyze begraaven , dat de Prie-
fie r , als hy de mis las, met zyne voeten
vlak boven ’s Keizers borft ftondt.
Behalven de wettige Kinders, van welken
ik reeds gemeld hebbe , hadt Keizer
Maximiliaan, hoe ingetoöge hy mogt
zyn , geduurende den tyd dat hy We-
(jMcn-duwnaar was, zeven, (x) o f 200 ande-
aïir."' ten fchryven, ( 3 ) agt natuurlyke Kin-
L i vii. ders geteeld ; naamenlyk Georg , in ’t
ijistrav ■ Bisfchop van L u ik , Frederik
Sc rip t.'"'“ van Amberg , Dorothea Vrouw van
i S îom .J™ Graaf van Ooftvriesland, van wel-
hiernaa gewag gemaakt zal worden ;
van François van Melun
. cSb.' (4 ) Graaf van Efpinoy, de Gemaalin
I 'Fora. I.
van Lodewyk ( y ) Graaf van Helffen- (sisiddi.
ftein, Margarita Egtgenoote van Fran- SJeS“?;
pois ( i ) Baron van Hillery, de Ge-,s“ '" t '-
maalin (7 J van den Graaf van Roche- Rcip.pasl
^ fort; van Maximiliaan en Kornelis vindt (6j*Mauti.
men weinig zekerheid , en van Matys
Langus Aardsbisfchop van Saidsburg,die vaiueia
wy dikwylen genoemd hebben, fchynt, d-oi?“oi.
hoewel fommigen (8 ) zulks ftellen ,
echter niet aanneemlyk, ’t welk op zy- comtc,
ne plaats zal getoond worden. d S l ’
Betreffende ’s Keizers hoedaanighe-
den, hy was (9 ) fchoon van aanzigt,"'«
welgemaakt van lighaam, Godvrugtig, ’
fober , zedig en 200 fchaamagtig, dat p™,'„®"'
niemand zyner Huisgenooten hem ooit
naakt gezien hadt; ja hytrok voor zyn'>Kn^”
fterven nieuwe onderkleederen aan, op-pas-ll''
datmen naa het overlyden zya lighaam
niet zoude ontblooten, Verder was hy
fterk van geheugen, geduldig in den
arbeid o f den honger te verdraagen,
dapper, mild, heerlyk , verpllchtend
en gefpraakzaam omtrent alle menfchen.
Hy herftelde, op aanraading van den
Grooten Veldoverften Fronsberg, de
krygstugt, en regelde de oeffening der
Krygslieden in Duitsland. Ook kweek-
te hy de konften en begunftigde de Kon-
ftenaars met groote gefchenken; des
ieder, op hoope van belooninge en om
hem te vieijen, zyn afbeeldfel in ’t me-
taal, wafch o f andere ftoffen maakte ,
en her zelve hem te fchenk aanboodt,
tot zooverre, dat h y , door de meenigte
overlaaden, op zekeren tyd (10) zei-(,„)Md.
de , elk , die een grooten neus kang ' S “'
maaken, koomt en wil ons met den zel- mor.°p?;.
ven dienen. Hieruit is ligtlyk te bevroe-
den uit welke oorzaake deeze penningen,
die ik nergens gevoeglyker darf hier by
’t einde zyns leevens heb können plaatfen
, voortgekoomen zyn.
fi"
fol.
ÎVELÎS7.