\ m
,‘1 1'
m
m
'739
i
I. Het borilbeeld van den Keizer, dat op de voorzyde van den eerilen geileld is, heefc
cenen reeks van tytelen , die wy op zyne penningen zelden voor, maar dikwylen naa zyne
Icrooiiing gemaakt, in deezer voegen zullen vinden ;
I M P e r a t o r C A E S ar C A R O L V S V. P i u s , F e l i x , A V -
G V S T u s , A N n o A E T a t i s XXX .
DE G E B IED ER K E I Z E R K A R E L DE V T F D E , DE GOD--
VRUGT IG E , DE G E L U K K I G E , DE V E RME E R D E R A A R ,
IN T J A A R ZTNS OUDERDOMS XXX.
De tegenzyde draagt binnen eenen Lauwrierkrans, geen geringe eer der dapperile Holden
, dit aan den Keizer toegewyde opfchrift j
F V N D A T O R I Q .V I E T I S , MDXXX.
A A N D E N GRONDLEGGER DER R U S T E , MDXXX.
II. Het afbeeldfel der Landvoogdesfe wordc, op het eerile deel van den tweeden, mec
de Aardshertoglyke Kroone op hec hoofd, de Margaritabloemen in de regter , en den ftaf
van Mercurius, het zinnebeeld des Vreedes en der Eendragt, in de flinkerhand gevonden; en
dewyl de?ze Vorilin verfcheidene handelingen van Vreede , die op haare plaats vermeid
zyn , met grooten lof geflooten hadt, fchynen deeze woorden van het randfchrift als uic
haaren mond voort te koomen ;
P A C IS E G O S T V D IO S A Q .V A T E R B E L L A H O R ,
R ID A P R E S S I .
I K L I E FHE B S T ER VAN D E N V RE ED E HEB V IERMAA-
L E N DE G RUWE L TKE OORLOGEN GEDEMFT .
Hocf.^
30 Hoewel de Landvoogdes van veelen over haare Staatkundige bedryven ten Hemel toe
' "" verheven wierdt, echter moeten ’er toen geweeft zyn , die uit naaryver of afgunil, ge- '*
lyk ’c gemeenlyk gaat, haaren goeden naam door loogens zogten te fchenden; wandt op
(i) H»n- het andere deel vindtmen , zoo ik meene , Ananias ( i S a p p h y r a zyne Huisvrouw , dac *
ddingM leei-^aam geVal voor die onv/aarheid ipreeken , afgefchetft, welkeji van God , omdatze ge-
vcrs.'i.' loogen hadden, ilraks met den dood geftraft wierden: de Landvoogdes, wenfchende van
(1) Pfalm. zulken bevryd te zyn, voert tot dit einde deeze woorden van den Koninglyken (2) Dichter
L I B E R A ME D om iN E A C A L V P N I I S H 'OM IN V m.
P S almo D A V I D i s.
VERLOS MT HE E R E VAN DE L A S T E R ING EN DER ME N SCHEN.
P S A LM DAVI D S .
II I . Over het gelukkig volbrengen van de gemelde verbonden , wordt de Keizer, myns
bedunkens, onder de gedaante van den Opperrekenmeeiler, op de eerfte helft van den
derden, gevonden, en in de kundigheid van deezen handel, onder eene bedekte uitdruk-
king, die op het rekenen fchynt te doelen, gepreezen; wandt byaldien hy de zaaken niet
wel beleid hadt, dan zoude hy, ex/en als het kind , dat op de andere helft geileld is, weder
van nieuws aan door hulp van krukken of ftelten hebben modten leeren loopen, om
dus cen toppunt der waereld te Idimmen, en hierom wordt het beeldwerk door deeze fchers-
fende letterkringen verklaard ;
S E L V I , o y i N E S C E T B IE N SO N C O M P T E ,
EN V IE N T A C H I E F C O M E I L SI M O N T E , 1^0.
G E EN E , WE L K E Z TNE REKENING N I E T WE L WE E T ,
° K E E R T TO T HE T B E G IN G E L T K HT HIER O P K L IM T , ly jo .
IV . Op het vooriluk van den vierden xdndtmen het wapen van Jerufalem, beftaande
,aiit een zilver Veld , met een goud Kruis breed van voeten , en tusfchen de armen van
het zelve vier kleiner Kruisjes v a n ’t zelve metaal ; wandc Keizer Karel hade deezen tytel
onder anderen ook van zynen Moederlyken Grootvader Ferdinand gecrfd; rondom ftaan
deeze op den Keizer gepafte woorden;
R E X I V S T V S .
D E . R E C H T V A A R D I G E KONI NG.
De bondel van wapenen, die op het agteriluk verbeeld is , fchynt tot een bdluit des
oorlogs in den brand geftooken , eu tor dit eiiide met deeze letteren omringd te zyn;
P A X R E G V M .
DE V R E E D E DER KONINGEN.
De uitgelaate vreugde der Nederlanderen
verkeerde eerlang in groote
droefheid , door eenen verfchrikkely-
(■3)Ne<Jer- ken ftorm , die , den vyfden (3 ) van
WateJ® Slagtmaand, den Oceaan , gezwollen
viocden door den fpringvloed der volle Maane,
met zulk een geweld uic het Noord- door Gab.
weften op de Nederlandfche ftranden?™’ “
aandreef, dat hy over dyken, dam-kth.pig.
men en fluizen, tegen zyn woeden op-“ ''
geworpen, heen v lo og, o f de zelven
floopten, dus velden en akkers door
O o o o i ’t zil