.
liriíí
1738 1738
(I) Re- Dees was Zoon van Robert van der Mai-k, ( 1 ) Ileer van Sedan, en van Johanna van
rald^?eV Mariay , door den Keizer tot het Aardsbisdom van Valence, en, op.
Bou'r. des zelfs voorlpraak, door Paus Leo den Tienden tot den Kardinaalshoed verheven , welke
L1e™efol boven zyn Stamwapen geileld is , voerende op eenen gouden grond een
216. ’ gefchaakeerden band van zilver en rood, en boven den zelven het halve lighaam van eenen
rooden Leeuw , met deezen tytel in den rand ;
E R A R D V S D E M A R C H A C A R D IN A L I S L E O D IE N S I S .
ERARD VAN DER MARK K A R D IN A A L VAN LUIK .
Op de keerzyde, binnen eenen fierlyken rand, vmdtmen dit leerzaam opfchrift;
V 0 T I 3 D E S I P IM V R , T E M P O R E F A L L IM V R , M O R S DE-
R iD E T C V R A S , A N X IA V I T A N IC U IL .
IN DE WENSCHEN WO RD EN WE M I S L E I D , ' IN DEN TYD
WO RDENWE B E D R O O G E N, DE DOOD B E S POT DE
Z O R G EN , E E N B ENA AUWD L E E V E N IS
N I E T ME T A L L EN. '
i-VsS hy eenigen tyd herwaart gefchavotteerd,
* en met eene priem door de tong geftooken
, omdat hy de Priefters, die
*t genaamde Heilige Verbondsteken des
Altaars langs ftraat droegen, berifpt en
van Afgoderye befchuldigd hadt. Des-
niettemin wierdt hy van eenigen, die
eenen afkeer van k Pausdom hadden ,
om het dichten en uitgeeven van eenige
Bybelfche Liederen , bemind ; dus
zyne achting ziende toeneemen verliet
hy YGIasfchilderen. om, gelyk hy zelv
e zoude gezegd hebben, als veele
Geeftlyken met luttel arbeids ryklyk te
können leeven. Met dit voorneemen
raakte hy onder de Munfterfche Wederdoopers
, en hadt o o k , zoomen
(i)Blys- ( i ) meent, eenige penningen van Jan
van Leyden ontfangen, omin Vriesland
~h
en elders volk tot het ontzet van Mun-
fter te werven; maar dit Ryk geein- vanOeift
digd zynde , hadt hy de verdeelde S . mm-
Doopsgezinden gezogt te vereenigen ,
maar veele moeijelykheden ontmoeten- van Am-
de fcheidde hy zich van de anderen
a f , en bragt heimelyk eene Gezind-
heid ter baane , die hem trouwlyk
aanhing, en van welke hy veel gelds
tro k , de zelven door zyne fchriften .
en boeken voedende, fchoon h y , om
de vervolging te ontgaan, buiten’t Land
geweeken was, Dus ftondt het met
deezen Leeraar , wiens gedachtenis
door twee penningen bewaard wordt,,
die ik , om de groote beweeging in
dit jaar van zyne Geloofsgenooten
in Holland verwekt, hier ingelaft hebbe.
(3)Blys.
w yk be-
fchry
Ten zelven dage verfpreidde zich de
Leer van David Joriszoon met zooveel
gevoigs in Holland,datmen,den tweeden
(2 ) van Louwmaand deezes jaars agtendertig,
alom by Plakkaaten afkon-
v'E'if'digde, dat niemand David Joriszoon
S ’raldt en Meinerd van Embden, Leeraars on-
der de Wederdoopers, zoude herber-
i™"ip'S-gen, op ilrafFe van in zyne eige deur
gehangen te worden p maar die hen
aanbragt zoude van ieder honderd , en
van andere Herdooperen veertig guldens
genieten. Dit Plakkaat wierdt
den zesentwintigften van Sprokkelmaand
weder vernieuwd , en de onderzoeking
zoo yverig voortgezet, datmen
in dien tyd verfcheidenen deezer
Gezindheid te Delft om ’t leeven bragt ;
onder deezen ook Marytje Gorter,
Weduw van wylen Joris Coman, en
Moeder van den berugten David Joris
, zeggende, dat haar Zoon David
zeer Godlyk leefde, niemand leed zogt
te doen , ja door zyne fchriften den
naam en wille Gods onder de Kriften
menfchen , meer dan iemand tot nog
toe op aarde gedaan hadt, bekend maakte
, in welkenze zich zeer verblydde.
Doch de Overigheid, zulks anders begrypende,
hadt Marytje Gorter, omdatze
herdoopt en van haars Zoons
Geloof was, veroordeeld, en, om het
groote berouw datze toonde , niet ais
andere herdoopte Vrouwen in eene
zak verdronken, maar door gunft in
’t Cellebroeders Kloofter onthoofd en
begraaven.
Van haaren Zoon wordt verhaald,
dat hy in den Doop Jan geheeten was,
maar met zynen V ad e r , eenen Kamer-
fpeler , agter ’c Land reizende in de
Zinnefpclen gemeenlyk den perfoon van
David verbeeldde, en hiervan dien naam
verkreeg. In zyne Geboorieftad was
hy
Bi Hift.
T o n i.I .
fol. 668,
I. David v/as ongelecrd , gerne taalen dan alleen de Dmtfche kundig, maar eigewys,
loos, een veinzer en ontveinzer in ’e Kerklyke, dryvende, dat de Leere van het Oude en
Kieuwe Verbond (2 ) onvolkoomen en onnut, de zyne hierentegen, volmaakt en krachtig
T— on, ¿ie genen, welken de zelve aannamen, zalig te maaken; dat hy de waaragtige
Ktilhis en Mesfias , de beminde Zoon des Vaders was , iliet uit den Vleefche maat uic
den Heiligen Geeft; dat hy ’t Huis Israels en de waate Kinderen van L e v i , naamenlyk,
die zyne Leer aannamen, en met eenen den waaren Tabernakel Gods zoude herftellen; niet
door kruis of tegenfpoed, maar met zagtmoedigheid, met liefde des Heiligen Geeftes, en
met genade, die hem de Vader gegeeven hadt, met meer diergelyke aanftootelyke ftellingen
: nit deezen is ligtlyk op te maaken, om welke reden hy met Koninglyk gewaat op de
voorzyde van den eerften, en met deeze tytelen verbeeld ftaat;
D A V ID R E X P R O P H E T A I S R A e l itakum . M D X X X V I I I .
D d d d d d i DJ