XII. Bakkersgild, 1497. D ümbak I, blz 44—46. Andere
resolutiën daartoe behoorende van 1507, 1514 en 1564 ‘ in het
Dev. Archief, n° 544 (1). De oude ordonnantie van 1497
spreekt ook van „dat Backampt, het sij van koecken of
„andre broede,“ en in het Dev. Archief, blz. 207, wordt
zelfs een stuk van het jaar 1423 vermeld van dat ambacht
koeken bynnen Deventer ’t backen, terwijl wij onder
n° 546, ordonnantie op het Koekebakkers gilde vonden van
den 18 Maart 1557, die met de lijsten der personen,
welke daarop den eed hebben gedaan, vermeld wordt.
D umbab I, blz. 45, zegt nog, dat hij uit de oude ordonnantie
over het bakken der Deventerscbe peperkoeken
alleen dit nog zal aanteekenen, dat de Zemers met eede
moesten verklären, bij het zemen van den honig geen
water te zuilen gebruiken, en de Mengers, dat bij ieder
vat gezeemde honing zij vier ponden peper en drie vierden
water zouden doen. Een Deventer Koekbakkers gildepen-
iiing ziet er aldus volgens de Eeviie 1859, p. 99, n° 96 uit:
Voorzijde: Een dubbele arend, zoo als in het wapen
van Deventer " en Arnhem. Daar boven een geparelde
kroon. Ter wederzijden I{an) R {uyt), omgeven door een
breeden rand.
‘ De Cat. B om (N o o t-N a g e l ) October 1863, blz. 82, n« 2301 vermeldt
een koperen penning van de Bakkers van Deventer van het jaar 1672 (te
vergeefa opgespoord), toen voor meer dan f 3.— verkooht.
- Deventer: veld van goud met een dubbelen adelaar van sabel. Arnhem
van lazuur, met denzelfden dubbelen adelaar.
Keerzijde: In een bloemen compartiment in vier regels:
Jan Rmjt ] meester Koekke | bakker worden j 1749. Fraai
gegraveerde, geel koperen penning, ter grootte van 32,
die echter niet aan Deventer toekomt, zoo als in de Bevue
t. a. p. (misleid door den dubbelen arend) gesteld werd,
daar J an B u y t , 4 Maart 1762 (zie Leeuwarden), Koek-
hakker te Leeuwarden w as, terwijl de penning ook in metaal,
grootte en bewerking, geheel overeenkomt met anderen
dier stad, en geheel verschilt van die van Deventer.
X III. Trypmakersgild. D umbar II, blz. 184.
XIV. Kistenmakers-, Leidekkers-, Metselaars- en Timmer-
liedengild. Opgericht in 1499. D um ba r I , blz. 45. Hij
voegt er bij: „Verstae dit van der Metzelaeren en Tim-
„merlui baezen, want de knegts hebben ook een soort van
„gild.“ In het Deventer Archief n° 547 wordt z. j. opgenomen
„Eene conceptordonnantie op het Kistemakers
„gilde, op approbatie en correctie van Schepen en Raad,
„door de gemeene Kistemakers in gesteld.“
” In de Bevue 1858, p. 397, wordt als een Deventer
Timmerlieden gildepenning beschreven, een zeer
slecht gestempelde, rood koperen penning, ter grootte
van 19.
Voorzijde: Een korf, daar onder 1703.
Keerzijde: * DAVEX *
TRIÆ