„S00 groote menigte van Lijnwaet datter (niet mede be-
„grepende ’tgene dat ten platten lande daeromtrent gliele-
„gen gemaeckt wordt) in de Stadt ofte Meijerije van
„’s Hertogenbosch ghemeynelyck ’s jaers meer dan 20,000
„stukken bedraecht niet veel minder dan 200,000 kro-
„nen weert wesende.“
Hij voegt er bij: „Het water is hier oock seerbequaem
„om t Lijnwaet te suyveren ende te bleycken, hetwelck
„oeck altijdt eene groote Xeringhe in ’s Hertogenbossche
„ghemaeckt heeft.“
De gildepenning der Linnenwevers heeft meer van een
zegel dan van een penning. Zie den afdruk ’s Hertogenbosch
pl. 2, of LXXXV (7) (Gat. Noord-Brab. Gen. blz. 117,
n» 18 enz.)
Een gemijterde Bisschop, met den bisschopsstaf, tusschen
vlasplanten staande. In de rechter hand houdt hij een We-
vers spoel. Het Bossche wapen staat voor hem.
Omschrift: S'(egel) der Lynenwevers in ’sHertogenbosch.
Het contrazegel schijnt een achtspakig rad te zijn, omgeven
door eenige letters, en daar onder het gildenummer
21, 44, 56 enz. gesneden.
Jeecke broeders eu zij wonnen die coat met weven en trapenieren (drap (lacken)
drapeniere»-). Aldaar (blz. 113) lezen wij: „Int jaer dea Heeren 1330
„(leea 1335, Sa s s e n n« 13) heeft hertogh Johan van Brabant die van den
„Bossche gegeven en verleent die Caerte (Charter) van de laeckenen te ma-
„ken“. De kaart of ordonnantie van de Drapeneerders van 11 Juni 1512 ia
nog voorhanden. Inv. 1860, n» 50. Hun altaar was aan St. Andreas gewijd.
SCHÜTJES, IV, 196.
Sommigen kennen ook aan den Bosch een lateren gegra-
veerden penning, groot (30) toe, voorhanden in de verzamelin-
gen van de beeren F. H. Maschhaupt en Jhr. Van den
B ogaerde. Zie ’s Hertogenbosch pl. 2, of LXXXV, (8.)
Voorzijde: Een links gewende Bisschop met een geopend
misboek in zijn hand ,’jtusschen twee vlasplanten (?)
Omschrift: B osse . St. E r . Lin d e -wevers
Keerzijde: Twee kruiselings over elkander geplaatste
J^evers spoelen onder een kroon. Daar onder een gildenummer
(67).
Omschrift .• IVZ • WVZ • HVA • 16 6 7 en een lange vlasplant.
Linnenweversknechts. Zie ’s Hertogenbosch pl. 3, of
LXXXV I, (9.). Geel koperen, gegraveerde penning, groot
met het oog (32).
Voorzijde: Eene naar de rechter zijde gaande Heilige, ken-
baar aan den aureool. Hij houdt een beker (miskelk?) in
de rechter hand. Ter wederzijden van hem 17—51. Onder
aan, St. Jan, in den breeden bladerenrand gesneden.
Keerzijde: Omgeven door een breeden bladerenrand,
afgebroken door een ster en in cirkel de letters:
* De af breking, door een vlasstengel en door twee punten , dus driemaal,
is stout: men kan wolligt beter lezen: S(ano)t(us) E r( )? Lindeioevers,
B o s s e . Doch het Weversgild te ’s Bosch had een altaar aan St. Severus of St. Ve-
1 US gewijd, welken wij in dien St. E r (....)? niet herkennen. Er zijn andere pen-
ningeu van gelijk voorkomen (zie Aanhangsel), die wij ook niet bepaald aan
’s Hertogenbosch durven toekenneu ; 1682. Van het St. Jans- o f het Kuipers-
gdd. 1669. De penning van t deermakersgild. Aldaar wijzen de vijfpuntige
sterren eenigszins op Maastricht. Deze oiitbreekt hier.