dagen gevangenis, zonder genot van eenigen drank en spijs,
daar eenige genialen of gebroken granen in zijn“ (8 Decb.
1641 n° 883.) Geen wonder dat de gepinkte Molenaars
reeds in 1642 bij request noginaals om verhooging A'an
maalloon verzochten (blz. 253). Hun aantal was te klein
om een gild te hebben.
Het Onze L. Vrouwe ter Noods gilde (S c h a v a rtz e n -
BERG, Ckarterboek 1 blz. 217 (1501), Register (1526)
n° 28 en (1533) n° 42), dat wij ook in Sluis vonden,
was een geestelijk gild, aan welks hoofd pastoor, heerschap-
pen en voogden als patronen en collatoren stonden.
Den 19 December 1630 Averd een octrooi aan het gild
der Kaag- en Smalschippers verleend (n° 853) In de repar-
titie der zes policien van 20 Januari 1640 (n° 868) komen
zij voor '.
In 1646 verzoeken de gezamenlijke Smal-en Kaagschip-
pers aan de Magistraat, met de twee ordinaris Veerschip-
p)et s op Amsterdam, die vaak om allerhande redenen blijven
liggen, op die stad in ’t veer te mögen varen. Natuurlijk
verzetten zich de Veerschippers daartegen , en na informa-
tien bij de kooplieden (17 Febr. 1646) ingewonnen, wordt
het verzoek hun ontzegd. Appel op het Hof van Friesland
1647. Nadere informatien bij de Kooplieden, terwijl eindelijk
de tijden van vertrek van Franeker en van Amsterdam
‘ Do anderen waren de Scholarchen, Broodzetters , het Snijdersgild, het
GoUsmedengild en het Chirurgynsgild.
den 1 Maart 1649 worden vastgesteld. Dit gild AVordt ook
eenvoudig bet Schippersgild genoemd ‘. Het had in 1648
Gildemeesters, in 1649 een Olderman en drie Vinders
(n° 966).
Als Smalschippersgild komt het weder voor in 1670, 1671,
1691. A-h Smal-en Kaagschippers in 1700—1710, 1718,
1726—1729, 1730—1746, 1750 en 1770. In 1706 voeren
Olderman en Bijzitters daarvan een procès tegen een
gildebroeder, die, in strijd met het wettig bestaande règlement
en vrachttarief, granen voor minder vrachtloon dan
daarbij bepaald Avas naar Rotterdam had vervoerd (n° 1536).
Ook in 1740 (n° 1778) hadden er rechtsvervolgingen van
de Overheden tegen gildebroeders , Avegens contraventie
van hun octrooi, plaats.
Het Groot Schippersgild treffen wij nog in 1650—1659
aan (n° 997). Hun Olderman en Bijzitters beklagen zich
(10 Febr. 1651) aan den Hove, dat de Magistraat slechts
aan drie uit hun gilde, met uitsluiting der overigen, wil
gunnen om in het veer op Amsterdam te varen. Het duurde
tot 15 Juli 1654, toen de requiranten door het Hof verklaard
worden medegerechtigd om in het veer te varen.
De Ordonnantie op het veer, de naamlijst der Schippers
Zie Reg. blz. 271 het request van Olderman en Officieren van het Scbippers-
gild aan den Hove, klagende dat de Magistraat hen belet om op ordinaris tijden
yolgens oude coustume te laden en te varen , alsmede in de stadsgracbt te
liggen, accordeerende zulks aan eenige andere Schippers (1647).