L(innen) W(evers) K(nechtsj
52.
(Verzameling van Jhr. M. A. Snoeck).
Lintwerkers. Zij vormden sedert 24 Juni 1594 een
ambacht (Sassen n“ 926. Archief N. Brab. Gen. n“
506)
Hun fraai gegraveerde penning vertoont:
Voorzijde: St. Martinus of Sint Maarten, gelijk hij
gewoonhjk genoemd wordt, » te paard, in knjgsmansdos.
Hij snijdt zijnen mantel ter bedekking van een bijna
naakten kreupelen, op den voorgrond zittenden man af.
Keerzijde : Eenige op elkander gestapelde, op een tafel
geplaatste rollen lint, waarboven een groote kroon en een
gildenummer (6) (43) (48) (49).
Omschrift: ® S. Martinus. P atroon van de lint
WERCKERS. 1736.
Geel koperen, zeer fraai gegraveerde, ovale penning,
‘ Het altaar der drie Koningen, van St. Augustinus eu weleer van St. Marcus
in de St. Jans kerk, aldaar van het priesterchoor verplaatst, diende voor het
Lintweversgild en bezat twee henefioìen, in 1515 en 1518 gesticht. S c h itt-
JES IV , 191.
■ Zooals in het liedje:
Rood rood rokje
Sinte Maarten
Op een stohje.
Het Utrechtsche wapen is geschuind van zilver en keel, als vertoonende
het afgesneden deel van den rooden mantel van St. Maarten. Zie de legende
by Van L e n n e p , Uithanrjteekens, II, blz. 117.
groot (met het oog) |-J. Bevue 1859, p. 96. (Zie ’s Hertogenbosch
pl. 3 of LXX XV I (10).
Lijkhezorgers. He in de Catalogue H eussner (23 Xovb.
1857) onder n° 2840 vermelde koperen penning dier cor-
poratie in ’s Hertogenbosch werd in de verz. van den
Kolonel P. Malliet te Brussel terug gevonden. Groot (26).
Zie ’s Hertogenbosch pl. 3 , of LXXXVI (11).
Voorzijde: Lijkstatie met 8 dragers en 2 volgers, daarboven:
. Memento . MORI @ (Get/ew^’i te sterven).
Keerzijde: L{ijk) B(ezorgers) SB(osch). . 1705, en een
nummer (5) in een gestippelden rand.
Molenaars, Muldenaars, en daaronder de Olieslagers,
hadden, in 1649, 3 Dekens en 8 gezworenen. Hunne
Caerte van 24 Mei 1550 en eene latere van 13 Maart
1673, bevattende op 14 blz. f 31 Artikelen, zijn bij
Jhr. M. A. Snoeck. ‘
Hun gildepenning komt niet zooveel voor als die van
eenige andere Bossche gilden. *
Voorzijde: De Zaligmaker zegenend met opgeheven handen,
halverwege zichtbaar in een antieke doopvont gezeten.
Daarboven een gildenummer (10, 19) ingesneden.
Het altaar van St. Agnes gesticht door de Molenaars en Olieslagers in
het schip van St. Jan. H e z e n m a n s , blz. 333.
In type en bowcrking komt deze penning geheel overeen met dien van
denjongen Voetboog van 's Hertogenhosch, 1698 {Revue, 1866, pl. VI n" 2,
p. U 4 , n“ 38) en met dien van Heusden van 1692 (V a n Or d e n pl. XXIV
n“ 4).